ECLI:NL:HR:2010:BO1618
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met huurpenningen ontvangen van een huurder die een hennepkwekerij dreef
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het beroep was ingesteld door de Advocaat-Generaal, die een middel van cassatie had voorgesteld. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1976, huurpenningen ontving van een huurder die een hennepkwekerij dreef. Het Gerechtshof had eerder geoordeeld dat de betrokkene niet uit het bewezen verklaarde handelen financieel voordeel had genoten, omdat de huurovereenkomst was aangegaan voordat de huurder met de criminele activiteiten begon. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de betrokkene op de hoogte was van de hennepkwekerij, niet meebracht dat de huurpenningen als wederrechtelijk verkregen voordeel moesten worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat er onvoldoende causaal verband bestond tussen de ontvangen huurpenningen en het strafbare feit, en dat de vordering van het openbaar ministerie op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht derhalve moest worden afgewezen. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.