ECLI:NL:HR:2010:BO1281
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van een vonnis in hoger beroep met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn en de motivering van de bewezenverklaring
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep niet is verschenen, wat leidde tot de bevestiging van het vonnis van de Politierechter. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de opgelegde straf en terugwijzing van de zaak naar het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klacht van de verdachte over de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM gegrond verklaard. Echter, gezien de opgelegde geldboete van € 700,- en de mate van overschrijding, heeft de Hoge Raad besloten dat er geen rechtsgevolg aan deze overschrijding verbonden hoeft te worden. Dit betekent dat de Hoge Raad met het oordeel volstond dat de redelijke termijn was overschreden, zonder verdere gevolgen voor de uitspraak.
Daarnaast heeft de Hoge Raad de klacht van de verdachte over de motivering van de bewezenverklaring van het opzet verworpen. Het Hof had kennelijk aangenomen dat de verdachte geen verweer in hoger beroep wenste te handhaven, wat leidde tot de conclusie dat het Hof niet gehouden was om op een eventueel in eerste aanleg gevoerd verweer te beslissen. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.