ECLI:NL:HR:2010:BO1245
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot plaatsing van minderjarige in gesloten jeugdzorg en de vereisten van objectief onderzoek
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de machtiging tot plaatsing van een minderjarige in een gesloten jeugdzorginstelling. De zaak betreft een verzoek van de jeugdige, geboren in 1993, die sinds 2007 onder toezicht was gesteld en sinds 11 augustus 2008 verbleef in een justitiële jeugdinrichting en later in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De kinderrechter had op 23 juni 2009 de ondertoezichtstelling verlengd en een machtiging verleend voor plaatsing in een gesloten jeugdzorginstelling tot 3 januari 2010. Deze beschikking werd op 4 november 2009 door het gerechtshof vernietigd, maar de jeugdige ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelde dat de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, die eerder ook een verklaring had afgegeven voor dezelfde minderjarige, niet automatisch leidde tot een gebrek aan objectief onderzoek zoals vereist in artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg. De Hoge Raad bevestigde dat er geen schending was van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat de beslissing van het hof om de machtiging te vernietigen niet onjuist was. De Hoge Raad concludeerde dat de machtiging tot gesloten plaatsing slechts gedeeltelijk was vernietigd, zodat Jeugdzorg de gelegenheid had om een passende oplossing te vinden voor de continuering van de uithuisplaatsing van de jeugdige in een niet-gesloten kader.
De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de noodzaak van zorgvuldigheidseisen bij vrijheidsbeneming in jeugdzorgzaken, waarbij de belangen van de minderjarige voorop staan. De uitspraak benadrukt de rol van objectief onderzoek en de vereisten voor instemmingsverklaringen in het kader van de Wet op de jeugdzorg.