ECLI:NL:HR:2010:BO0192

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01030
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor lozingen vanuit riooloverstort

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de Gemeente Zederik voor de gevolgen van lozingen op een terrein vanuit een riooloverstort van het gemeentelijke rioolstelsel. Eiser 1 en Eiseres 2, beiden wonende te [woonplaats], hebben in cassatie beroep ingesteld tegen de Gemeente Zederik, die verweerder is in cassatie en eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep. De zaak is behandeld in de Eerste Kamer van de Hoge Raad der Nederlanden op 10 december 2010. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Dordrecht en arresten van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink gevolgd, die tot verwerping van het principale cassatieberoep strekte. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

10 december 2010
Eerste Kamer
09/01030
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge,
t e g e n
GEMEENTE ZEDERIK,
zetelende te Meerkerk, gemeente Zederik,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaten: mr. A.M. van Aerde en mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 50738/HA ZA 03-2597 van de rechtbank Dordrecht van 19 januari 2005 en 8 maart 2006;
b. de arresten in de zaak met het rolnummer 06/806 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 augustus 2007 en 11 november 2008.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De Gemeente heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 december 2010.