ECLI:NL:HR:2010:BO0141
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof van Leeuwarden inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
Op 12 oktober 2010 deed de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak in de zaak met nummer 10/01048 H, waarin een aanvrage tot herziening werd behandeld. De herziening was ingediend door mr. N. Hendriksen, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager, geboren in 1943. De aanvrager was eerder door het Gerechtshof van Leeuwarden veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, wat resulteerde in een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand en een taakstraf van honderd uren. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat nieuwe feiten en omstandigheden mogelijk tot een ander oordeel hadden geleid. De Hoge Raad oordeelde echter dat de enkele mogelijkheid van nieuwe feiten niet voldoende was om te spreken van een 'novum', zoals vereist volgens de wet. Er was een 'ernstig vermoeden' nodig dat, indien deze feiten bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst had geleid. Aangezien de aanvrage niet voldeed aan deze vereisten, werd deze niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door vice-president F.H. Koster, samen met raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, en uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.