ECLI:NL:HR:2010:BO0106

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00971 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens poging tot moord

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager was eerder veroordeeld tot acht jaren gevangenisstraf voor poging tot moord. De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, namens de aanvrager, die in 1973 geboren is. De aanvrage was gebaseerd op nieuwe verklaringen van getuigen die stelden dat de aanvrager onterecht was beschuldigd. De Hoge Raad herhaalde relevante rechtsoverwegingen uit een eerdere uitspraak en oordeelde dat de redenen voor het terugkomen van de getuige op zijn belastende verklaring onvoldoende waren om aan te nemen dat deze verklaringen onjuist waren. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage tot herziening kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering en de noodzaak voor een aanvrager om aannemelijk te maken dat er nieuwe feiten zijn die de eerdere veroordeling in twijfel trekken.

Uitspraak

12 oktober 2010
Strafkamer
nr. 10/00971 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 4 april 2007, nummer 21/000503-06, ingediend door mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden van 4 mei 2004 - de aanvrager ter zake van "poging tot moord" veroordeeld tot acht jaren gevangenisstraf.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt aangevoerd dat het Hof de aanvrager niet zou hebben veroordeeld indien toen bekend zou zijn geweest dat de door [betrokkene 1] afgelegde en door het Hof tot bewijs gebezigde verklaring vals is.
3.3. Bij de aanvrage zijn gevoegd:
(i) een geschrift, inhoudende:
"The Judiciary
State Deeds & properties registration organization
Type of Document: Affidavit
Notary Public No. 224, Tehran
(...)
Attended at the set date below, [betrokkene 1], son of [betrokkene 2], Id. Card No. [001], issued in Tehran, born in 1980, residing at [a-straat 1], Tehran, declared that on the night of accident in apply racy in Netherlands, the assailant of me was not [aanvrager], son of [betrokkene 3], Id. Card no. [002], issued in tonekabon, born in 1973, and it was me, I hit myself when I was drunk because he [aanvrager] had a relationship with my girlfriend, so I tried to make a problem for him on getting the residency, and I have no claim in this regard.
(...)
Dated: May 30, 2009signed."
(ii) een uit het Iraans in het Nederlands vertaald geschrift, inhoudende:
"Verklaring:
[Betrokkene 1] heeft bij ondergetekenden het volgende verklaard:
[Aanvrager] heeft in Nederland een relatie gehad met mijn vriendin en daarom bestond een vijandige houding tussen ons. Ik wilde [aanvrager] in problemen brengen en daarom heb in na het drinken van alcohol mijzelf verwond, zodat [aanvrager] in Nederland geen verblijfsvergunning kon krijgen.
Familie van [aanvrager]
[Vijf handtekeningen]
In de naam van God
Hiermee wordt de juistheid van de inhoud van de bovenstaande informatie verklaard door de Islamitische Raad van Shoja Mahaleh.
[betrokkene 4]
[Handtekening]
[Stempel: Islamitische Raad van Shoja Mahaleh, derde provincie, provincie Mazandaran, Stad Tonkabon, district Abbasabad]
794
29-05-'88 [20-08-2009]."
(iii) een uit het Iraans in het Nederlands vertaald geschrift, inhoudende:
"Verklaring:
De ondergetekenden zijn de vrienden van [betrokkene 1] en verklaren hiermee dat [betrokkene 1] heeft een paar keer bekent dat '[aanvrager] heeft een relatie gehad met mijn vriendin en ik heb alcohol gedronken en mijzelf heb verwond, zodat [aanvrager] in Nederland geen verblijfsvergunning kon krijgen.'
[Acht handtekeningen]
In de naam van God
Hiermee wordt de juistheid van de inhoud van de bovenstaande informatie verklaard door de Islamitische Raad van Shoja Mahaleh.
[betrokkene 4]
[Handtekening]
[Stempel: Islamitische Raad van Shoja Mahaleh, derde periode, provincie Mazandaran, Stad Tonkabon, district Abbasabad]
795
29-05-'88 [20-08-2009]."
3.4. Vooropgesteld moet worden dat een aanvrager bij een aanvrage tot herziening aannemelijk moet maken dat en waarom getuigen op een hem belastende verklaring terugkomen (vgl. HR 29 april 1997, NJ 1997/699).
3.5. De in de hiervoor onder 3.3 weergegeven stukken opgegeven redenen voor het terugkomen van de getuige op zijn de aanvrager belastende verklaring leveren echter onvoldoende grond op om aan te nemen dat deze verklaring onjuist is geweest.
3.6. Het hiervoor overwogene leidt tot het oordeel dat aan de inhoud van de bij de aanvrage overgelegde stukken niet een ernstig vermoeden als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2º, Sv kan worden ontleend. De aanvrage is derhalve kennelijk ongegrond, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 12 oktober 2010.