ECLI:NL:HR:2010:BO0083

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02110
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanhoudingsverzoek wegens ziekte verdachte en de vereisten voor medische verklaring

In deze zaak gaat het om een aanhoudingsverzoek dat door de verdachte is ingediend in verband met zijn ziekte. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 28 november 2008 een verzoek tot aanhouding heeft afgewezen. De verdachte, geboren in 1974, had aangegeven door een zware vorm van bronchitis en hoge koorts niet in staat te zijn om ter zitting te verschijnen. Ondanks zijn verzoek om aanhouding, heeft het Hof dit afgewezen omdat de verdachte geen medische verklaring had overgelegd. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt dat de enkele omstandigheid dat de verdachte geen medische verklaring heeft overgelegd, niet voldoende is om het aanhoudingsverzoek te kunnen afwijzen. De Hoge Raad benadrukt dat het recht op aanwezigheid van de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het EVRM, zwaar weegt. Bijzondere omstandigheden kunnen echter meebrengen dat het belang van een behoorlijke strafvordering zwaarder weegt dan het belang van de verdachte om aanwezig te zijn. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Uitspraak

7 december 2010
Strafkamer
Nr. 09/02110
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 28 november 2008, nummer 24/001131-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
2.2. Bij de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434, eerste lid, Sv toegezonden stukken bevinden zich:
(i) een memo van 28 november 2008 van het Gerechtshof te Leeuwarden, inhoudende:
"Zojuist belde [verdachte] naar de strafgriffie. Zijn (eerder aangehouden) zaak wordt vandaag om 10.30 uur behandeld. Hij geeft aan een zware vorm van bronchitus te hebben en heeft daarvoor een antibiotica kuur gekregen. Bovendien heeft hij 40 graden koorts.
Aangezien hij zelf zijn verdediging wil voeren, vraagt hij nogmaals om aanhouding van de zaak.
Hij zal in de loop van de ochtend hier ook nog een fax over (laten) sturen.
Hij is te bereiken op telefoonnummer (...)."
Op dit memo is met de pen geschreven: 'medische verklaring vereist'; deze tekst is voorzien van de handtekening van de voorzitter en de datum 28/11 '08;
(ii) een memo van 28 november 2008 van het Gerechtshof te Leeuwarden, inhoudende:
"Zojuist heeft [verdachte] opnieuw gebeld. Hij heeft contact gehad met zijn huisartsenpraktijk en daar is aangegeven dat zij geen medische verklaring mogen verstrekken zonder schriftelijke verzoek van degene die daarom verzoekt. Bovendien zitten daar kosten aan verbonden. Graag uw reactie."
Op dit memo is met de pen geschreven: 'zaak wordt niet aangehouden'; deze tekst is voorzien van de handtekening van de voorzitter en de datum 28/11 '08. Tevens is op dit memo vermeld: 'doorgegeven aan [verdachte], 28/11/08, ± 10.00 uur'.
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 28 november 2008 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De voorzitter deelt mede dat blijkens een telefoonnotitie de verdachte heden naar de griffie heeft gebeld met het verzoek de behandeling van de zaak aan te houden. Verdachte wil graag bij de behandeling van de zaak aanwezig zijn, maar door een zware vorm van bronchitis en 40 graden koorts is hij niet in staat ter zitting te verschijnen.
De voorzitter wijst het aanhoudingsverzoek af, nu de verdachte - nadat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld - geen medische verklaring heeft overgelegd. De voorzitter verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt, dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan."
2.4. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat, indien een verdachte door ziekte is verhinderd op de terechtzitting te verschijnen en in verband daarmee schorsing van het onderzoek heeft verzocht of doen verzoeken, de rechter aan dit verzoek voldoet teneinde de verdachte alsnog de gelegenheid te geven bij de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting aanwezig te zijn. Dit spruit voort uit het onder meer in art. 6 EVRM gewaarborgde aanwezigheidsrecht van de verdachte. Bijzondere omstandigheden kunnen echter meebrengen dat de rechter tot het oordeel komt dat het belang van een behoorlijke strafvordering - welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn - ernstig in het gedrang zou komen, indien het onderzoek op de terechtzitting zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak tegenwoordig te zijn.
Het staat ter beoordeling van de rechter of hij de aangevoerde reden aannemelijk en van voldoende gewicht acht en of het belang van een behoorlijke strafvordering de voorrang moet hebben boven het belang van de verdachte bij aanhouding. In de regel mag daarom van de verdachte of diens raadsman worden gevergd dat hij ter staving van het verzoek (alsnog) de gegevens kan verstrekken die de rechter met het oog op de te nemen beslissing wenselijk acht. Aan de rechter staat het vrij om indien een verzoek onvoldoende door bewijsstukken is gestaafd of indien aan diens verlangen tot aanvulling niet of niet genoegzaam is voldaan, daaraan gevolgtrekkingen te verbinden. Oordelen en beslissingen daarover kunnen in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden getoetst (vgl. HR 9 mei 2000, LJN AA5730,
NJ 2002/466).
2.5. Gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld stond het het Hof vrij om voor de beoordeling van het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak wegens ziekte van de verdachte bewijsstukken of nadere inlichtingen te verlangen. In aanmerking genomen hetgeen de verdachte blijkens de inhoud van de memo's van 28 november 2008 daaromtrent aan het Hof heeft laten weten, kan de enkele omstandigheid dat de verdachte geen medische verklaring had overgelegd, de afwijzing van het verzoek niet dragen.
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 7 december 2010.