ECLI:NL:HR:2010:BO0076
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Verzuim van de rechter om detentietijd in het buitenland in mindering te brengen op de gevangenisstraf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1963, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, dat op 6 februari 2009 had geoordeeld in zijn strafzaak. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, had middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Knigge concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, met name omdat het Hof had verzuimd om de tijd die de verdachte in detentie in Portugal had doorgebracht, in mindering te brengen op de opgelegde gevangenisstraf. Dit verzuim was in strijd met artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat de rechter bij het opleggen van een gevangenisstraf moet bevelen dat de tijd die de verdachte in detentie in het buitenland heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof inderdaad had nagelaten om deze bepaling in acht te nemen en besloot om de bestreden uitspraak te vernietigen, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad verminderde de gevangenisstraf van achttien maanden naar zeventien maanden, waarbij de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, alsook de tijd in detentie in het buitenland, in mindering werd gebracht. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, maar erkende dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat ook leidde tot de vermindering van de straf.
De uitspraak benadrukt het belang van het correct toepassen van de wetgeving met betrekking tot detentietijd in het buitenland en de verplichtingen van de rechter om deze tijd in aanmerking te nemen bij het opleggen van straffen.