ECLI:NL:HR:2010:BO0074
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake overschrijding redelijke termijn en strafvermindering
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 6 februari 2009 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1968, had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland ten tijde van de betekening van de aanzegging. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten mr. J-L.A.M. le Cocq d'Armandville en mr. E.A. Blok uit Rotterdam. De Advocaat-Generaal Knigge concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, met betrekking tot de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit en de opgelegde straf, en stelde voor om de straf te verminderen naar de gebruikelijke maatstaf.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze naar elf maanden en één week. Het beroep werd voor het overige verworpen. De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie en oordeelde dat het eerste middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde. Het tweede middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden, wat leidde tot de vermindering van de gevangenisstraf.
De uitspraak werd gedaan door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en werd uitgesproken op 7 december 2010.