ECLI:NL:HR:2010:BN9412
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden inzake Opiumwet
Op 5 oktober 2010 deed de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak in een herzieningszaak met nummer 10/01050 H. De zaak betrof een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 20 augustus 2007 was gewezen. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. N. Hendriksen, had een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd gekregen voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat nieuwe feiten en omstandigheden mogelijk tot een ander oordeel hadden geleid. De Hoge Raad oordeelde echter dat de enkele mogelijkheid van nieuwe feiten niet voldoende was om te spreken van een 'novum', zoals vereist onder artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. Er was een 'ernstig vermoeden' nodig dat, indien deze feiten bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De Hoge Raad verklaarde de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt de strenge eisen die worden gesteld aan herzieningsverzoeken in het strafrecht.