ECLI:NL:HR:2010:BN9363

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04610
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van valselijk gemerkte polsbandjes en riemen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1959, was aangeklaagd voor het opzettelijk invoeren van 89 polsbandjes en 12 riemen die valselijk waren voorzien van de merken Nike en Mickey Mouse. De inbeslagname vond plaats op 6 april 2006 op luchthaven Schiphol. De verdachte had de goederen gekocht op een markt in Bangkok, Thailand, en beweerde dat de goederen niet onder de merkklassen vielen waarvoor de merken waren gedeponeerd. De verdediging voerde aan dat de inbeslaggenomen polsbandjes niet onder de klassen vielen waarvoor het merk Nike was geregistreerd, en dat de bewijsmiddelen onvoldoende waren om te concluderen hoe de polsbandjes eruitzagen.

De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof de verweren van de verdachte op toereikende gronden had verworpen. De Hoge Raad bevestigde dat het merk Nike ten tijde van de inbeslagname was gedeponeerd voor de merkklasse 'kleding', en dat de polsbandjes onder deze deponering konden worden geclassificeerd. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, en dat de redelijke termijn van de procedure, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht. De Hoge Raad verwierp het beroep en legde een geldboete op van € 450,-, subsidiair 9 dagen hechtenis, waarvan € 250,- voorwaardelijk was met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

5 oktober 2010
Strafkamer
nr. 08/04610
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, van 26 november 2007, nummer 23/001410-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier ten lande.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 6 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk waren, die zelf valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten 89 polsbandjes en 12 riemen voorzien van respectievelijk het merk Nike en het merk Mickey Mouse, heeft ingevoerd."
2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb de goederen op een markt in Bangkok, Thailand, gekocht. Ik betaalde 6 baht voor de Nikes (het hof begrijpt: de 'Nike' polsbandjes) en 360 baht voor de riemen (het hof begrijpt: (de 'Mickey Mouse' riemen)."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als goederenlijst inbeslaggenomen goederen:
"Volgnummer 2: 89 Nike polsbandjes
Volgnummer 4: 12 Mickey Mouse riemen."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 6 april 2006 bevond ik mij in dienst op luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer.
Op plaats en tijd voornoemd overhandigde douaneambtenaar [verbalisant 2] mij een hoeveelheid goederen, zoals vermeld in de bijgevoegde goederenlijst (...).
De goederen (...) zijn door mij gedetermineerd als zijnde nagemaakt.
De goederen (...) volgnummers 1 tot en met 4 zijn door mij als namaak aangemerkt omdat:
- de goederen niet op de voor het merk gebruikelijke en voorgeschreven wijze zijn voorzien van merken en logo's.
- de afwerking van de goederen voldoet niet aan de standaard kwaliteitseisen die de merkgerechtigde fabrikanten stellen.
- Het gebruikte materiaal is duidelijk van inferieure kwaliteit t.o.v. het originele product."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de bevindingen en verrichtingen van de verbalisant:
"Op de goederenlijst (...) staan goederen vermeld die als namaak zijn gedetermineerd.
Alle vermelde merken heb ik opgezocht in het Benelux merkenregister.
De deponering was van toepassing ten tijde van het vermoedelijk plegen van het strafbare feit."
2.3. Voorts heeft het Hof nog het volgende overwogen:
"(...) 3. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat het woordmerk 'Nike' niet is ingeschreven voor de onder de verdachte inbeslaggenomen polsbandjes. Nu het in artikel 5, eerste lid, onder a van de Eerste Richtlijn (89/104/EEG) bepaalde slechts een verbod op het gebruik van een merk toestaat "wanneer dat gelijk is aan het merk en gebruikt wordt voor dezelfde waren of diensten als waarvoor het merk is ingeschreven", dient de verdachte van dat deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt en beslist ten aanzien van hetgeen de raadsman heeft bepleit als volgt.
(...)
Ad 3 De Eerste Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der Lid-Staten, luidt - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als volgt:
Elke Lid-Staat kan tevens bepalen dat de houder gerechtigd is derden die zijn toestemming niet hebben gekregen, het gebruik in het economisch verkeer te verbieden van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk voor waren of diensten die niet soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk ingeschreven is, wanneer dit bekend is in de Lid-Staat en door het gebruik, zonder geldige reden, van het teken ongerechtvaardigd voordeel getrokken wordt uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.
Nederland heeft in artikel 13 van de tot 1 september 2006 in werking zijnde Eenvormige Benelux wet op de merken gebruik gemaakt van die mogelijkheid.
Voornoemd artikel luidt als volgt:
A. 1. Het ingeschreven merk geeft de houder een uitsluitend recht. Onverminderd de eventuele toepassing van het gemene recht betreffende de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kan de merkhouder op grond van zijn uitsluitend recht iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van een teken verbieden:
a. wanneer dat teken gelijk is aan het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor dezelfde waren als die waarvoor het merk is ingeschreven;
b. wanneer dat teken gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor dezelfde of soortgelijke waren, indien daardoor bij het publiek verwarring kan ontstaan, inhoudende het gevaar van associatie met het merk;
c. wanneer dat teken gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor waren, die niet soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk is ingeschreven, indien dit merk bekend is binnen het Benelux-gebied en door het gebruik, zonder geldige reden, van het teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk;
d. wanneer dat teken gebruikt wordt anders dan ter onderscheiding van waren, indien door gebruik, zonder geldige reden, van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.
Het woordmerk Nike was ten tijde van het ten laste gelegde gedeponeerd voor de merkklasse 'kleding', in het bijzonder kleding voor gymnastiek, zaalsport en veldsport. Naar het oordeel van het hof dienen de polsbandjes die onder de verdachte in beslag zijn genomen geclassificeerd te worden onder evenvermelde deponering."
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof het verweer dat de in de bewezenverklaring vermelde polsbandjes niet vallen onder de klassen waarvoor het desbetreffende merk (Nike) is gedeponeerd, op ontoereikende gronden heeft verworpen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan - volgens het middel - niet worden afgeleid hoe de polsbandjes eruit zagen.
3.2. Mede gelet op de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, heeft het Hof het in het middel bedoelde verweer op toereikende gronden verworpen.
3.3. Het middel faalt.
4. Beoordeling van het eerste en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 450,-, subsidiair 9 dagen hechtenis, waarvan € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 oktober 2010.