ECLI:NL:HR:2010:BN9204
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 16 april 2009 werd gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1959 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld. De advocaat van de betrokkene, mr. R.J. Baumgardt, heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht en daarvan deel uitmaakt. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 RO, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, wat betekent dat de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth. De uitspraak vond plaats op 23 november 2010, en de waarnemend griffier J.D.M. Hart was aanwezig bij de uitspraak.