ECLI:NL:HR:2010:BN9203
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over gegronde bewijsklacht in strafzaak tegen verpleegkundige wegens verduistering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, een verpleegkundige, was beschuldigd van verduistering van geldbedragen die toebehoorden aan een oudere vrouw, [slachtoffer]. De tenlastelegging betrof het opzettelijk zich toe-eigenen van een bedrag van ongeveer 106.051 euro, dat de verdachte had gepind van de rekening van [slachtoffer] in de periode van 1 januari 2006 tot en met 15 februari 2007. De verdachte had erkend dat hij 50% van de gepinde bedragen niet kon verklaren, maar stelde dat deze bedragen niet waren aangewend voor de zorg van [slachtoffer].
Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld, maar de Hoge Raad oordeelde dat de overwegingen van het Hof niet begrijpelijk waren. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring van het tweede alternatief van de tenlastelegging onvoldoende met redenen was omkleed. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de beslissingen over de strafoplegging en de tweede tenlastelegging. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor de beslissingen die aan zijn oordeel waren onderworpen, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de vrijspraak van het eerste alternatief van de tenlastelegging in stand bleef.