ECLI:NL:HR:2010:BN8534
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke (ver)nietig(baar)heid van uiterste wilsbeschikking en de betekenis van ziekte in het erfrecht
In deze zaak gaat het om de (ver)nietig(baar)heid van een uiterste wilsbeschikking in het erfrecht, waarbij de Hoge Raad zich buigt over de vraag of de term 'ziekte waaraan hij is overleden' in de context van artikel 4:953 (oud) BW correct is geïnterpreteerd. De zaak betreft een geschil tussen de erfgenamen van de erflaatster, die op 19 september 2000 overleed, en de orthopedisch chirurg die in haar testament als enige erfgenaam was benoemd. De erfgenamen, aangeduid als [eiser] c.s., hebben de uiterste wilsbeschikking betwist op grond van de stelling dat de erflaatster tijdens haar ziekte door de chirurg is behandeld, en dat de testamentaire bevoordeling onder de werking van artikel 4:953 (oud) BW valt.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof zonder schending van enige rechtsregel heeft kunnen vaststellen dat het 'lijden aan het leven' van de erflaatster niet kan worden gekwalificeerd als een ziekte in de zin van de wet. Het hof heeft daarbij de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de langdurige relatie tussen de erflaatster en de chirurg, en de omstandigheden rondom haar overlijden. De Hoge Raad bevestigt dat de bescherming van de wet niet alleen gericht is op de bescherming van de testateur, maar ook op de rechtszekerheid en goede hanteerbaarheid van de bepalingen in het erfrecht.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van [eiser] c.s. en oordeelt dat de kosten van het geding in cassatie voor rekening van de eisers komen. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een duidelijke en strikte interpretatie van de voorwaarden waaronder een uiterste wilsbeschikking kan worden (ver)nietigd, met het oog op de bescherming van zowel de testateur als de rechtszekerheid in erfrechtelijke aangelegenheden.