ECLI:NL:HR:2010:BN8499

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01942 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.W. Ilsink
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake diefstal door twee of meer verenigde personen

Op 28 september 2010 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 10/01942 H, waarin een aanvrage tot herziening werd behandeld. De aanvrager, geboren in 1971 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had eerder een veroordeling gekregen van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam op 27 november 2000 voor diefstal door twee of meer verenigde personen, met een gevangenisstraf van veertien weken als gevolg. De aanvrage tot herziening was ingediend door mr. J.H.W. van der Lee, advocaat te Amsterdam.

De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage op basis van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name art. 457 en 459 Sv. De aanvrager stelde dat hij de Nederlandse taal niet machtig was en dat hij niet had begrepen dat het document dat hem was overhandigd een dagvaarding was. De Hoge Raad oordeelde echter dat de aangevoerde omstandigheden niet voldeden aan de vereisten voor herziening zoals gesteld in de wet. De aanvrage werd daarom niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij het indienen van een herzieningsverzoek en de noodzaak om aan de wettelijke vereisten te voldoen. De beslissing werd genomen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met raadsheren J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

28 september 2010
Strafkamer
nr. 10/01942 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 27 november 2000, nummer 13/012944-00, ingediend door mr. J.H.W. van der Lee, advocaat te Amsterdam namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien weken.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. In de aanvrage wordt aangevoerd - kort samengevat - dat de aanvrager de Nederlandse taal niet machtig is en dat hij, toen hij na twee dagen in een politiecel te hebben doorgebracht werd heengezonden, niet had begrepen dat het in de Nederlandse taal gestelde stuk dat hij uitgereikt had gekregen, een dagvaarding was.
3.4. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 28 september 2010.