ECLI:NL:HR:2010:BN8465

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04919 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vergunningsovertredingen bij tankoverloop tijdens gasolie lossen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een strafrechtelijke vervolging van een verdachte die beschuldigd werd van het in strijd handelen met vergunningsvoorschriften tijdens het lossen van gasolie in Rotterdam op 13 februari 2004. De verdachte, een onderneming, had vergunningen verkregen krachtens de Hinderwet en de Wet milieubeheer, maar er vond een tankoverloop plaats, wat leidde tot de vraag of er daadwerkelijk in strijd met de vergunningsvoorschriften was gehandeld.

De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van een vergunningsvoorschrift van feitelijke aard is, en dat de stelling dat er niet in strijd met de voorschriften was gehandeld, niet voor het eerst in cassatie kon worden ingediend. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel ten aanzien van de opgelegde straffen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboetes, en verlaagde deze.

De zaak benadrukt het belang van de naleving van vergunningsvoorschriften in milieuzaken en de rol van de Hoge Raad in het toetsen van de uitleg van dergelijke voorschriften. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in gevallen waar vergunningen en hun naleving centraal staan. De Hoge Raad heeft de geldboetes verminderd, maar het beroep voor het overige verworpen, wat aangeeft dat de kern van de zaak niet in twijfel werd getrokken.

Uitspraak

28 september 2010
Strafkamer
nr. 08/04919 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 30 januari 2008, nummer 22/005436-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Blijkens de daarvan opgemaakte akte is dat beroep nadien ingetrokken voor zover het betreft de partiële vrijspraken van het onder 1 en onder 3 tenlastegelegde alsmede de vrijspraak van feit 4.
Namens de verdachte heeft mr. C. Waling, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur elf middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Nadien heeft de raadsvrouwe het tweede en het elfde middel ingetrokken.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar enkel ten aanzien van de daarbij opgelegde straffen, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. Mr. R. de Bree, advocaat te 's-Gravenhage, heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Tenlastelegging, bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Aan de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - tenlastegelegd dat:
"3. zij op of omstreeks 13 februari 2004 te Rotterdam, althans in het arrondissement Rotterdam, terwijl voor haar golden
- met betrekking tot na te noemen tank de vergunning van 21 juni 1973 krachtens de Hinderwet door Burgemeesters en wethouders van Rozenburg verleend aan [A] N.V. en
- met betrekking tot na te noemen tank de vergunning van 21 november 1974 krachtens de Hinderwet door Burgemeester en wethouders van Rozenburg verleend aan [A] B.V. en
- de vergunning nr [001] ingevolge de Hinderwet en de Wet inzake de luchtverontreiniging, bij beschikking van 10 december 1985 verleend door het Dagelijks Bestuur van het Openbaar lichaam Rijnmond aan [B] B.V.,
welke vergunningen zijn gelijkgesteld met een vergunning, verleend krachtens de Wet milieubeheer,
zich heeft gedragen in strijd met de 11e voorwaarde verbonden aan de vergunning van 21 juni 1973 en/of met de 21e algemene bepaling verbonden aan de vergunning van 21 november 1974 en/of met de voorschriften 16.15 HW/WLV en 18.4 HW/WLV verbonden aan de vergunning nr [001],
immers
(11e voorwaarde van de vergunning van 21 juni 1973, 21e algemene bepaling van de vergunning van 21 november 1974 en voorschrift 16.15 HW/WLV van de vergunning nr [001]:)
was haar tank met een drijvend dak nummer 1201 niet voorzien van een goed werkende onafhankelijke niveaubeveiliging of extra hoog-niveau-alarminstallatie door middel waarvan bij het bereiken van het hoogst toelaatbare vloeistofniveau in de tank de afsluiter in de toevoerleiding naar de tank gesloten werd
en/of
(voorschrift 18.4 HW/WLV van de vergunning nr [001]:)
geschiedde het lossen van het zeeschip [...] niet lekvrij."
2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"3. zij op 13 februari 2004 te Rotterdam, terwijl voor haar golden
- met betrekking tot na te noemen tank de vergunning van 21 juni 1973 krachtens de Hinderwet door Burgemeester en wethouders van Rozenburg verleend aan [A] N.V. en
- met betrekking tot na te noemen tank de vergunning van 21 november 1974 krachtens de Hinderwet door Burgemeester en wethouders van Rozenburg verleend aan [A] B.V. en
- de vergunning nr [001] ingevolge de Hinderwet en de Wet inzake de luchtverontreiniging, bij beschikking van 10 december 1985 verleend door het Dagelijks Bestuur van het Openbaar Lichaam Rijnmond aan [B] B.V., welke vergunningen zijn gelijkgesteld met een vergunning, verleend krachtens de Wet milieubeheer, zich heeft gedragen in strijd met de 11e voorwaarde verbonden aan de vergunning van 21 juni 1973 en met de 21e algemene bepaling verbonden aan de vergunning van 21 november 1974 en met voorschrift 18.4 HW/WLV verbonden aan de vergunning nr [001], immers (11e voorwaarde van de vergunning van 21 juni 1973, 21e algemene bepaling van de vergunning van 21 november 1974) was haar tank met een drijvend dak nummer 1201 niet voorzien van een goed werkende, onafhankelijke niveaubeveiliging of extra hoog-niveau-alarminstallatie door middel waarvan bij het bereiken van het hoogst toelaatbare vloeistofniveau in de tank de afsluiter in de toevoerleiding naar de tank gesloten werd
en
(voorschrift 18.4 HW/WLV van de vergunning nr [001]:)
geschiedde het lossen van het zeeschip [...] niet lekvrij."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik ben sinds 15 augustus 2003 in loondienst bij [verdachte] als waarnemend wachtchef. Op 12 februari 2004 was het schip [...] gepland voor lossing van gasolie. Nadat de [...] aangekoppeld was is er opdracht gegeven aan een buitenoperator om het leidingtraject te controleren, dit omdat tank 1201 leeg was. Op 13 februari 2004 omstreeks 06.30 uur lag de [...] te strippen en zou tegen de middag klaar zijn met manipulatie. Omstreeks 07.30 uur zat nog maar 12 meter in tank 1201. Gelijk hierop bleek dat er problemen waren met tank 1201. Ter plaatse gekomen bij tank 1201 zag ik dat er product over de rand stroomde."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ik ben ster operator bij [verdachte]. Op 13 februari 2004 bevond ik mij op de locatie Oost van [verdachte]. De [...] was aan het lossen in tank 1201. Het enraf systeem geeft aan hoeveel er in de tank zit door middel van een vlotter. In het enraf systeem zitten ook alarmen per tank. Een pl (laag niveau), een pll (laag-laag niveau), een ph (hoog niveau) en phh (hoog-hoog niveau) voor de maximale vulhoogte. Deze alarmen staan in verbinding met een besturingssysteem. Er zijn drie beveiligingen. Je zet zelf alarmen in de plh's. Er zitten vaste alarmen in het enraf systeem. En als laatste heb je een overvulbeveiliging. Als het drijvende dak van de tank in contact komt met de sensor van deze beveiliging stuurt hij automatisch de tankafsluiter en de manifold afsluiter dicht. Ik weet niet waarom de overvulbeveiliging niet heeft gewerkt."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"[Verdachte] heeft voor de uitvoering van haar werkzaamheden een vergunning krachtens de Wet milieubeheer. Aan [B] B.V., waarvan [verdachte] de rechtsverkrijgende is, is door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland onder nummer [001] een revisievergunning verleend op 10 december 1985 nadat [B] op 21 december 1984 een gecombineerde aanvraag voor het veranderen van de inrichting had ingediend. Deze vergunning verving de eerder verleende vergunning en was vigerend op het moment van het genoemde incident (het hof begrijpt: het overlopen van tank 1201 op 13 februari 2004). Tevens zijn de eerder aan [A] BV op respectievelijk 21 november 1974 en 21 juni 1973 verleende uitbreiding en wijzigingsvergunning en de oprichtingsvergunning krachtens de Hinderwet voor zover betrekking hebbend op tanks 6111 en 6112, bij besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid Holland met ingang van 1 januari 1995 op naam gesteld van [C] BV waarvan [verdachte] de rechtsopvolger is. De tanks 6111 en 6112 zijn bij [verdachte] respectievelijk genummerd 1202 en 1201."
d. een vergunning van 21 juni 1973, krachtens de Hinderwet verleend door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rozenburg aan [A] NV, voor zover inhoudende:
"11e. De tank met drijvende daken moeten zijn voorzien van een hoog-niveau-alarminstallatie, welke in werking treedt, vóórdat de vloeistof de stand bereikt, overeenkomend met de nominale capaciteit van de tank en welke een sirene in het controlegebouw in werking stelt; door middel van een extra hoog-niveau-alarminstallatie moet de afsluiter in de toevoerleiding naar de tank geleidelijk worden gesloten."
e. een vergunning van 21 november 1974, krachtens de Hinderwet verleend door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rozenburg aan [A] BV, voor zover inhoudende:
"21e. De tanks met drijvende daken zullen zijn voorzien van een hoog-niveau-alarminstallatie, welke in werking treedt, vóórdat de vloeistof de stand bereikt, overeenkomend met de nominale capaciteit van de tank en welke een sirene in het controlegebouw in werking stelt; door middel van een extra hoog-niveau-alarminstallatie zal de afsluiter in de toevoerleiding naar de tank geleidelijk worden gesloten."
f. een vergunning nummer [001] ingevolge de Hinderwet en de Wet inzake de luchtverontreiniging, bij beschikking van 10 december 1985 verleend door het Dagelijks bestuur van het Openbaar Lichaam Rijnmond aan [B] BV, voor zover inhoudende:
"18.4 HW/WLV het laden en lossen van schepen en tankauto's moet lekvrij geschieden."
g. een rapport 'Incidenten onderzoek "Overlopen Tank 1201"', Europoort Terminal in Rotterdam, betreffende de onderzoeksperiode februari 2004, opgesteld door [betrokkene 3], voor zover inhoudende:
"Op 13 februari 2004 was het zeeschip de [...] gasolie aan het lossen naar tank 1201. De Enraf uitlezing van tank 1201 is in de controlekamer steeds onveranderd op 0m3/uur flow en 12,58 meter in de tank blijven staan. De Enraf van die tank 1201 heeft die nacht geen alarm gegeven, ook geen storingsalarm. Aangezien de Enraf verkeerd is blijven aanwijzen hebben alle niveau alarmen (voor-alarm, hoog-alarm en hoog-hoog alarm) van het Enraf systeem niet gewerkt. Hierdoor is de maximale vulhoogte van tank 1201 overschreden. Tank 1201 is, naast het Enraf systeem, uitgerust met een onafhankelijke overvulbeveiliging, die naast een alarm in de controlekamer, ook de tankafsluiter dicht stuurt. De overvulbeveiliging heeft niet gewerkt. Tank 1201 is overgelopen door de combinatie van bovenstaande factoren."
3. Beoordeling van het zevende middel
3.1. Het middel klaagt in de kern genomen over de uitleg die het Hof heeft gegeven aan het in de bewezenverklaring onder 3 genoemde vergunningsvoorschrift 18.4 HW/WLV, verbonden aan de vergunning met het nummer [001].
3.2. Het in het middel bedoelde vergunningsvoorschrift is hiervoor weergegeven onder 2.3. sub f.
3.3.1. De uitleg van een vergunningsvoorschrift als het onderhavige is van feitelijke aard zodat het oordeel van het Hof slechts op zijn begrijpelijkheid kan worden getoetst. In de bestreden uitspraak ligt als het oordeel van het Hof besloten dat onder dit vergunningsvoorschrift tevens is vervat dat het lossen van schepen die zich bevinden binnen de inrichting waarvoor de vergunning met het nummer [001] is afgegeven, lekvrij dient te geschieden, en dat - als sprake is van een lekkage tijdens het lossen - het voor de toepasselijkheid van genoemd voorschrift niet van belang is waar dit lekken feitelijk plaatsvindt.
3.3.2. Dit oordeel van het Hof wordt in cassatie bestreden met de stelling dat het overlopen van tank 1201 geen handelen in strijd met het voornoemd vergunningsvoorschrift oplevert, gelet op (i) het "beperkte toepassingsbereik" van de vergunning met nummer [001], waardoor deze vergunning niet van toepassing is op de locatie waar tank 1201 is gesitueerd, en (ii) het feit dat op tank 1201 een andere vergunning van toepassing is. Die stelling vergt evenwel een onderzoek van feitelijke aard zodat daarop niet voor het eerst in cassatie met vrucht een beroep kan worden gedaan.
3.4. Het middel faalt.
4. Beoordeling van het tiende middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde geldboetes van € 45.000,- en tweemaal € 5.000,-.
5. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
6. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboetes;
vermindert de geldboetes in die zin dat de geldboete voor het onder 1 bewezenverkaarde € 42.750,- bedraagt en voor het onder 3 bewezenverklaarde tweemaal € 4.875,-;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 28 september 2010.