ECLI:NL:HR:2010:BN8215

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00159
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoonte van bezit van kinderpornografische gegevensdragers en de toepassing van artikel 240b Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1956, was beschuldigd van het maken van een gewoonte van het bezit van kinderpornografische afbeeldingen en gegevensdragers, zoals vastgelegd in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van bijna drie jaar, van 1 juni 2004 tot en met 3 april 2007, in Nijmegen een aanzienlijke verzameling van ongeveer 41.213 kinderpornografische multimediafiles had gedownload, opgeslagen en bewaard op twee harde schijven en honderden dvd's. De verdachte had deze bestanden systematisch georganiseerd en had verklaard dat hij deze afbeeldingen had verzameld om te documenteren en mogelijk te publiceren over de verspreiding van kinderpornografie.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof op basis van de gebezigde bewijsmiddelen terecht had geconcludeerd dat de verdachte een gewoonte had gemaakt van het in bezit hebben van deze afbeeldingen en gegevensdragers. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de motivering van het Hof voldoende was om de bewezenverklaring te ondersteunen. De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van kinderpornografisch materiaal en de implicaties van artikel 240b Sr, dat straffen oplegt voor het bezit en de verspreiding van dergelijke afbeeldingen.

De zaak onderstreept ook de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder de verdachte deze afbeeldingen had verzameld, evenals de intenties die hij daarbij had. De Hoge Raad bevestigde dat de verdachte niet alleen in strijd met de wet handelde, maar ook dat zijn acties een gevaar vormden voor de bescherming van minderjarigen.

Uitspraak

7 december 2010
Strafkamer
nr. 09/00159
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 25 november 2008, nummer 21/001889-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans zonder toereikende motivering, heeft bewezenverklaard dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van het misdrijf als omschreven in art. 240b Sr.
2.2. Art. 240b Sr luidde ten tijde van het bewezenverklaarde feit:
"1. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die een afbeelding - of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreidt, openlijk tentoonstelt, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of in bezit heeft.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die van het plegen van een van de misdrijven, omschreven in het eerste lid, een beroep of een gewoonte maakt."
2.3.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 3 april 2007 te Nijmegen een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van een misdrijf omschreven in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, immers heeft hij, verdachte, (telkens) (een) gegevensdrager(s) - te weten een externe harde schijf en een harde schijf van een computer en/of CD-Roms inhoudende ongeveer 41.213 multimediafiles - bevattende afbeeldingen (foto's en filmfragmenten) van seksuele gedragingen, waarbij personen zijn betrokken en/of schijnbaar zijn betrokken die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, in bezit gehad, bestaande die afgebeelde seksuele gedragingen in algemene zin telkens uit (een) geheel of gedeeltelijk ontkle(e)d(e) minderjarig(e) jongen(s) en/of meisje(s) dat/die
- op een dusdanige wijze poseert/poseren dat diens/hun geslachtsde(e)l(en) en/of anus(sen) nadrukkelijk in beeld wordt/worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken en/of
- door een penis en/of vinger(s) in de vagina en/of anus en/of mond gepenetreerd wordt/worden;
van welke afgebeelde seksuele gedraging(en) een selectie - zakelijk weergegeven - bestaat uit (pag. 51 tot en met 63 van het dossier):
- filmfragmenten (nummers 2, 3, 4, 7 en 8) van geheel of gedeeltelijk ontklede meisjes met een geschatte leeftijd van ongeveer 3 tot 7 jaar oud, die onder andere in de mond en/of vagina door een verstijfde penis worden gepenetreerd en/of zichzelf vingeren en/of door een volwassene worden gevingerd en/of sperma over het lichaam heen krijgen en/of op een dusdanige wijze poseren dat de vagina's nadrukkelijk in beeld worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken, en
- filmfragment (nummer 1) van een baby die door een verstijfde penis in haar mond wordt gepenetreerd en/of die een verstijfde penis tegen haar vagina gedrukt krijgt, en/of
- filmfragment (nummer 6) van een kind met een geschatte leeftijd van ongeveer 2 tot 3 jaar oud, die door een verstijfde penis in de mond wordt gepenetreerd, en
- filmfragmenten (nummers 5, 19 en 25) van geheel of gedeeltelijk ontklede minderjarige meisjes in de leeftijd van ongeveer 12 tot 14 jaar oud, die door een verstijfde penis worden gepenetreerd en/of een verstijfde penis betasten en/of urineren en/of op een dusdanige wijze poseren dat de vagina's nadrukkelijk in beeld worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken, en
- foto's (nummers 10 t/m 16, 18, 20 en 22 t/m 24) van geheel of gedeeltelijk ontklede minderjarige meisjes in de leeftijd van 4 tot 16 jaar oud, die met de hand een verstijfde penis omklemmen en/of door een verstijfde penis in de mond worden gepenetreerd en/of op een dusdanige wijze poseren dat de vagina's nadrukkelijk in beeld worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken, en
- foto (nummer 17) van een geheel of gedeeltelijk ontklede minderjarige jongen in de leeftijd van 9 tot 12 jaar die in zijn anus door een verstijfde penis wordt gepenetreerd."
2.3.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Het klopt dat ik in de periode van 1 juni 2004 tot en met 3 april 2007 in Nijmegen kinderpornografische afbeeldingen, zoals genoemd in de tenlastelegging in mijn bezit had."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Ten tijde van de zoeking op 5 april 2007, zag ik verbalisant dat door de gehele woning papieren lagen. Het betreft een flatwoning en vanaf de voordeur en door alle vertrekken waren een paar plekjes vrij waar gelopen kon worden. Verder lag de gehele flat bezaaid met papieren. De hoogte van de op de grond liggende goederen varieerde van enkele centimeters tot stapels van 50 cm. Nadat door de rechter-commissaris was uitgelegd wat het doel van de zoeking was gaf verdachte een 4 of 5 tal cd/dvd's af met de mededeling dat daarop de kinderporno stond die hij had. De computer werd door de digitale recherche in ontvangst genomen van de verdachte [verdachte]. De verdachte overhandigde een externe hard disk en enkele honderden cd/dvd's. Bij het onderzoeken van de multimediafiles viel het mij verbalisant op dat de verdachte [verdachte] bij het indelen van het beeldmateriaal zeer geordend te werk ging. Zo bestonden de bekende kinderpornografische multimediafiles die ook in de databank van de KLPD voorkwamen en welke op de hard disk in de computer zat in totaal uit 1798 mappen met daarin 23.190 bestanden. Op de losse externe hard disk stonden 35 mappen met daarin 50 bestanden. De ruim 400.000 multimediafiles die nog onderzocht worden door de KLPD maken hier nog geen onderdeel van uit. Daarnaast zag ik dat ook de inhoud op de 249 cd's/dvd's met zorg waren opgebouwd. Bijna al deze cd's/dvd's waren verpakt per doosje. Naast de cd/dvd in die doosjes zag ik ook papiertjes met aantekeningen over de nummers en de namen van de foto's die op de cd/dvd stonden en ook aangegeven welke foto's er nog uit de serie ontbraken. Gezien de hoeveelheden en de accuratesse waarmee gewerkt werd om dit geheel in series dan wel thema's te verzamelen moet de verdachte hier geruime tijd, in ieder geval langer dan 1 jaar mee bezig zijn geweest."
c. een proces-verbaal van politie, onder meer inhoudende als relaas van de verbalisant:
"De onderzochte multimediafiles waarin kinderpornografisch materiaal is aangetroffen zijn afkomstig van de navolgende verdachte:
Naam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornamen verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1956
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Adres: [adres]
Postcode/woonplaats: [woonplaats]
Aantal
Bij de verdachte zijn voorlopig 41.213 multimediafiles aangetroffen waarop kinderpornografisch materiaal staat. In dit proces-verbaal zijn 25 van deze aangetroffen multimediafiles omschreven.
(...)
Op de 2 hard disks werden 29617 kinderpornografische multimediafiles aangetroffen en op de 249 cd's nog eens 10374 kinderpornografische multimediafiles. Daarnaast zijn er door mij verbalisant op de twee harde schijven nog eens 1221 films aangetroffen welke als kinderpornografische multimediafiles zijn geclassificeerd en dat nieuw materiaal betreft. Dit brengt het totaal reeds op 41.213 kinderpornografische multimediafiles."
2.3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in:
"De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
(...)
Ik had ontdekt dat via het internet kinderpornografische afbeeldingen gratis werden verspreid. Het circuit was bij de politie niet bekend. Ook waren de technieken die werden gehanteerd om de kinderporno te verspreiden onbekend bij de politie. U houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat ik over mijn ontdekkingen wilde publiceren. U vraagt mij waarom ik dat niet heb gedaan. Door publicatie zouden anderen op de hoogte gesteld worden van de technieken om kinderporno te verspreiden. Zij zouden daar vervolgens misbruik van kunnen maken. Ik wilde bovendien aan een deskundige vragen stellen, maar ik wilde niet dat die deskundige in gewetensnood zou komen. Ik wilde die deskundige niet medeplichtig maken.
(...)
Ik wilde niet geloven dat het zo gemakkelijk was om aan kinderporno te komen. Dat er zoveel kinderporno is en dat het gratis te verkrijgen is, daar ging het om. Ik had er eerder over moeten publiceren, maar de problematiek met het UWV kwam er tussen. Het klopt dat er reeds artikelen waren geschreven over het feit dat er zoveel porno te verkrijgen is. Deze artikelen gingen echter over betaalde porno. Ik vond de methodiek interessant. De recherche heeft mij ook verteld dat hetgeen ik had ontdekt, nieuw was. Ik had zelf echter nog niet het idee dat het zo nieuw was. Ik kan mij voorstellen dat u het gek vindt dat ik zoveel kinderporno, allemaal gesystematiseerd, in mijn bezit had. Sinds 2004 is mijn situatie niet stabiel. Ik ben niet tot veel in staat. Ik heb bijgehouden welke kinderporno er werd verspreid, maar het lukte mij niet meer om te publiceren.
(...)
Ik wilde in mijn artikel niet aangeven op welke sites de kinderporno te verkrijgen is. De kinderpornografische afbeeldingen waren niet als illustratie bedoeld, maar als bewijsmateriaal. Ik wilde beschrijven wat er op de afbeeldingen is te zien. Op het moment dat ik mijn materiaal zou inleveren bij de redactie, zou ik ook de kinderpornografische afbeeldingen inleveren. Ik bedoel dat ik de afbeeldingen bij de politie zou inleveren.
(...)
Ik had nog geen uitgever gevonden voor de publicatie. Ik was daar nog mee bezig, maar ik had desnoods in de Stadkrant kunnen publiceren.
(...)
De advocaat-generaal merkt op - zakelijk weergegeven -:
U wilt duidelijk maken dat u bezig was met een journalistiek product. Als je een artikel gaat schrijven dan maak je, net als een scriptiestudent, een overzicht van wat je wilt schrijven. Bij u blijkt echter nergens uit dat u bezig was met het schrijven van een artikel.
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven -:
Ik heb geobserveerd, geregistreerd en gedocumenteerd. Het schrijven van een artikel is niet altijd vergelijkbaar met het schrijven van een scriptie. Soms volg je meerdere onderwerpen, zonder een plan om van A naar B te komen. (...) Het klopt wel dat ik in dit geval in de recherchefase ben blijven steken."
2.4. Het Hof heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk uit de gebezigde bewijsmiddelen afgeleid dat de verdachte gedurende de bewezenverklaarde periode van bijna drie jaren telkens afbeeldingen en films heeft gedownload, opgeslagen en bewaard in vele mappen, op twee harde schijven en op honderden dvd's en dat hij aldus zijn bezit van die afbeeldingen en gegevensdragers in de loop van die periode heeft uitgebreid en aangevuld tot een verzameling die ongeveer 41.213 kinderpornografische multimediafiles bevat.
Daarvan uitgaande heeft het Hof kunnen oordelen dat de verdachte van in bezit hebben van die afbeeldingen en gegevensdragers als bedoeld in art. 240b Sr "een gewoonte heeft gemaakt" in de zin van het tweede lid van die bepaling.
2.5. Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 december 2010.