ECLI:NL:HR:2010:BN8061

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00229
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schadevergoeding door onder water gelopen polder en onrechtmatig nalatig handelen van het Hoogheemraadschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een vordering tot schadevergoeding door een onder water gelopen polder. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, stelde dat het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, dat als verweerder optrad in cassatie en eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep, onrechtmatig nalatig had gehandeld. De zaak was eerder behandeld in de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof te 's-Gravenhage, waartegen de eiseres cassatie had ingesteld. De Hoge Raad verwees naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder een vonnis van de rechtbank van 8 juni 2005 en arresten van het hof van 29 maart 2007 en 30 september 2008.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het principaal beroep en het onbesproken laten van het incidenteel beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Aangezien het principale beroep faalde, kwam het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

De Hoge Raad heeft de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, en de partijen werden aangeduid als [eiseres] en het Hoogheemraadschap.

Uitspraak

19 november 2010
Eerste Kamer
09/00229
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
HET HOOGHEEMRAADSCHAP VAN SCHIELAND EN DE KRIMPENERWAARD,
zetelende te Rotterdam,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en het Hoogheemraadschap.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 181415/HA ZA 02-1768 van de rechtbank Rotterdam van 8 juni 2005;
b. de arresten in de zaak met rolnummer (oud) 05/1047 en zaaknummer 105.003.441/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 maart 2007 (tussenarrest) en 30 september 2008 (eindarrest).
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Het Hoogheemraadschap heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep en voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. [Eiseres] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het incidenteel cassatieberoep, althans tot afwijzing daarvan. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het principaal beroep en het onbesproken laten van het incidenteel beroep.
3. Beoordeling van het middel in het principaal beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Hoogheemraadschap begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 november 2010.