ECLI:NL:HR:2010:BN7755

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04651 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerij-zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van een hennepkwekerij. De betrokkene, geboren in 1984, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Rijnmond, locatie De IJssel'. De betrokkene had een woning gehuurd waar op 27 februari 2008 een hennepkwekerij werd aangetroffen. Tijdens de terechtzitting verklaarde hij dat hij de woning kort had bewoond en deze had onderverhuurd aan een Bulgaar, zonder schriftelijke overeenkomst. De advocaat-generaal concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak van het Hof, dat had geoordeeld dat de kosten voor huisvesting niet in mindering konden worden gebracht op het bruto verkregen voordeel. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom het tot deze conclusie was gekomen, gezien het rapport dat geen tekenen van bewoning in de woning aantoonde. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de lagere rechters, vooral in zaken die betrekking hebben op ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

21 december 2010
Strafkamer
Nr. 09/04651 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 november 2009, nummer 22/002181-09, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Rijnmond, locatie De IJssel" te Krimpen aan den IJssel.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze hebben mr. C.W. Noorduyn en mr. Th.J. Kelder, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1 Het middel klaagt over de beslissing van het Hof dat de kosten voor huisvesting niet in mindering worden gebracht op het bruto verkregen voordeel.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt als verklaring van de betrokkene in:
"U houdt mij voor dat op 27 februari 2008 in de woning op de [a-straat 1] te 's-Gravenhage een hennepkwekerij is gevonden. Ik weet niets van de hennepkwekerij af. Die woning heb ik kort bewoond. Toen ik het niet meer kon betalen heb ik de woning onderverhuurd aan een Bulgaar, [betrokkene 3] genaamd. Hiervan staat niets op papier. U vraagt mij naar [betrokkene 4], hij is een vriend van mij. Hij is degene die voor mij heeft geregeld dat [betrokkene 3] de woning zou onderhuren. [Betrokkene 4] komt uit [plaats], ik ken hem van de straat. Het geld voor de huur ontving ik contant van [betrokkene 3]. Hij belde mij en dan ging ik het geld ophalen. Ik ging de woning niet in. De rekeningen voor elektriciteit en water kreeg ik ook van hem, die betaalde ik. Het kan zijn dat er post van mij in de woning is aangetroffen, dat moet alleen post van de woningbouwvereniging zijn geweest.
Ik woonde in die tijd hier en daar, voornamelijk in [plaats]. Ik ontving geen uitkering. Ik leefde van de opbrengst van drugshandel. Ik heb in die tijd behoorlijk intensief cocaïne en cannabis gebruikt. Ik kan me niet alles herinneren, maar wat ik me herinner is naar mijn idee betrouwbaar.
Ik heb vernomen dat Eneco aangifte heeft gedaan van diefstal van elektriciteit, ik heb niets gehoord over een rekening. (...)"
2.3. De bestreden uitspraak houdt met betrekking tot de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in:
"Naar het oordeel van het hof is, gelet op, enerzijds het volstrekt ontbreken van enig verifieerbaar gegeven met betrekking tot een onderhuurder en anderzijds de aangetroffen tekenen van bewoning door de verdachte, gevoegd bij het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, aannemelijk dat de veroordeelde de woning wel degelijk zelf bewoonde. Het hof zal daarom de kosten voor huisvesting niet in mindering brengen op het bruto verkregen voordeel."
2.4. In de toelichting op het middel wordt met juistheid gesteld dat het tot de stukken behorende "Rapport berekening wederrechtelijk voordeel hennepkwekerij" (als relaas van de verbalisant [verbalisant 1]) inhoudt dat in de desbetreffende woning geen tekenen van bewoning zijn aangetroffen en dat deze enkel en alleen was ingericht voor het vervaardigen van hennep. Gelet daarop is niet zonder meer begrijpelijk waarop het Hof doelt met de "aangetroffen tekenen van bewoning". Het verhandelde ter terechtzitting geeft daaromtrent geen uitsluitsel. De bestreden uitspraak lijdt dus aan een motiveringsgebrek. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 21 december 2010.