ECLI:NL:HR:2010:BN7746

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02108
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van bomen en opzet van de verdachte

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van bomen die toebehoren aan een buurman. De feiten dateren van 25 september 2006, toen de verdachte bomen omzaagde die volgens de aangifte van de buurman, [betrokkene 1], op zijn perceel stonden. De verdachte voerde als verweer aan dat hij de bomen had omgezaagd uit voorzorg, omdat er dood hout uit viel, en dat hij meende dat de bomen zijn eigendom waren door verkrijgende verjaring. Het Hof heeft in zijn uitspraak de bewezenverklaring van het opzet van de verdachte als ontoereikend gemotiveerd beschouwd, en de Hoge Raad oordeelt dat het Hof nader had moeten motiveren dat het opzet van de verdachte gericht was op de omstandigheid dat de bomen aan een ander toebehoorden. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 16 november 2010, met zaaknummer 09/02108.

Uitspraak

16 november 2010
Strafkamer
nr. 09/02108
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 22 oktober 2008, nummer 24/002483-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. I.J. Woltman, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof niet is ingegaan op een namens de verdachte in hoger beroep gevoerd verweer en voorts dat in het licht van dat verweer het bewezenverklaarde opzet ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 25 september 2006, te [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk bomen, toebehorende aan [betrokkene 1], heeft vernield."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik doe aangifte ter zake van bomen die mijn eigendom zijn, gepleegd op 25 september 2006. Ik woon op de [a-straat 1] te [plaats]. Mijn buurman [verdachte] woont op de [a-straat 2]. Op 25 september 2006 zag mijn vrouw dat mijn buurman [verdachte] bomen omzaagde. Deze bomen staan tussen de woningen van [a-straat 1] en [2], maar wel op mijn perceel. Deze heeft hij zonder toestemming van mij omgezaagd."
b. een relaas van bevindingen van het Kadaster van 6 september 2007 opgemaakt door [betrokkene 2], voor zover inhoudende:
"Naar aanleiding van het verzoek van mr. Boelen om reconstructie van de kadastrale grens tussen [a-straat 2] te [plaats] (kad. bekend gem. Witmarsum, sectie [A], nr. [001]) en [a-straat 1] te [plaats] (kad. bekend gem. Witmarsum, sectie [A], nr. [002]) is door mij onderstaand rapport van onze bevindingen en resultaten opgemaakt. Volgens de bij onze dienst bekende gegevens ligt de kadastrale grens ongeveer in het midden van de sloot tussen [a-straat 2] (perceelnr. [001]) en [a-straat 1] (perceelnr. [002]). De door ons aangetroffen afgezaagde bomen staan op perceel [002] (van [betrokkene 1])."
c. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Ik heb op 25 september 2006 te [plaats] vier bomen omgezaagd, omdat er dood hout uit viel. Ik heb de bomen ter voorkoming van schade uit voorzorg omgezaagd."
2.2.3. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:
"Nadere bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard de bomen uit voorzorg te hebben omgezaagd. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat verdachte opzettelijk bomen heeft vernield."
2.3. Het Hof heeft een gevoerd verweer in het bestreden arrest als volgt weergegegeven en verworpen.
"d. verweer van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het hem tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat hij - kort gezegd - op grond van artikel 3:99 van het Burgerlijk Wetboek door verkrijgende verjaring eigenaar van het perceel is geworden. Cliënt is van mening dat hij zijn eigen bomen heeft omgezaagd/geknot.
Uit het dossier, onder meer de foto's 1 en 2 aangehecht aan het door de politie opgemaakt proces-verbaal met nummer 2006106602, valt af te leiden dat er tussen de percelen [a-straat 1] en [2] te [plaats] een erfafscheidingssloot loopt (zie foto 2 i.c.m. foto 1).
Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij het voorste stuk van deze sloot destijds samen met de buurman ([betrokkene 1]) heeft gedempt.
Verdachte beroept zich op verkrijgende verjaring. Naast bezit is daarvoor goede trouw nodig, i.e. mocht verdachte zich redelijkerwijs als rechthebbende van het bewuste perceeldeel met bomen beschouwen.
Gelet op het vorenstaande - het gezamenlijk dempen van een deel van de erfafscheidingssloot - is daar geen sprake van nu verdachte geen toestemming van rechthebbende [betrokkene 1] heeft verkregen tot inbezitneming van een perceeldeel 'aan de overzijde van de sloot', althans is dat niet gebleken of aannemelijk geworden, noch onderzoek heeft verricht waaruit zou kunnen voortvloeien dat verdachte als rechthebbende van het betreffende deel van perceel [a-straat 1] ware aan te merken. Daar doet niet aan af dat verkoper [betrokkene 1] (destijds) niet in kon staan voor de juiste maat van het perceel. De stelling dat verdachte hem rechtens toebehorende bomen heeft omgezaagd gaat daarom niet op.
Dat [betrokkene 1] zou hebben gedacht zelf geen eigenaar te zijn van het bewuste perceeldeel, zoals door de raadsman wordt betoogd, is feitelijk onjuist. [betrokkene 1] immers heeft aangifte gedaan van vernieling van bomen die volgens zijn aangifte zijn eigendom zijn."
2.4.1. Voor zover het middel klaagt dat het Hof "geheel is voorbijgegaan aan het feit dat namens verzoeker (...) is gesteld dat in het geheel niet is vastgesteld of de betreffende bomen aan verzoeker dan wel aan [betrokkene 1] in eigendom toebehoren" mist het, naar het volgt uit hetgeen hiervoor onder 2.3 uit het bestreden arrest is weergegeven, feitelijke grondslag.
2.4.2. In het licht van de in het verband van genoemd verweer betrokken stelling dat de verdachte meende dat het om zijn eigen bomen ging, had het Hof zijn in de bewezenverklaring besloten liggende oordeel dat het opzet van de verdachte mede was gericht op de omstandigheid dat de bomen geheel of ten dele aan [betrokkene 1], in ieder geval aan een ander of anderen dan de verdachte toebehoorden, nader dienen te motiveren. De daarop gerichte klacht slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 16 november 2010.