ECLI:NL:HR:2010:BN7735

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01380 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. W.B. Teunis, had een veroordeling ontvangen voor poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De Politierechter had de aanvrager veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat volgens de aanvrager een omstandigheid is die herziening rechtvaardigt volgens artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De Advocaat-Generaal, Vegter, heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zou verklaren en de zaak zou verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en verklaarde de aanvrage tot herziening gegrond. Tevens werd bevolen dat, voor zover nodig, de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis zou worden opgeschort of geschorst. De zaak werd vervolgens verwezen naar het Gerechtshof, waar deze opnieuw behandeld zal worden op de wijze zoals voorzien in artikel 467, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de mogelijkheid tot herziening in gevallen van onterecht vastgestelde schuld, zoals in het geval van persoonsverwisseling. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke stap gezet in het waarborgen van de rechtsbescherming van de aanvrager.

Uitspraak

16 november 2010
Strafkamer
nr. 09/01380 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 10 september 2007, nummer 10/642212-07, ingediend door mr. W.B. Teunis, advocaat te 's-Gravenhage namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van 1. primair "poging tot zware mishandeling" en 2. "medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat - kort gezegd - sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie genoemde gronden moet de door de aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus gegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 10 september 2007;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 16 november 2010.