ECLI:NL:HR:2010:BN7172
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en terugbetaling door de Ontvanger
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die was opgelegd aan X B.V. over het jaar 2006. De naheffingsaanslag van € 19.116 bestond uit twee bedragen: € 15.821 en € 3.295. De belanghebbende had aanvankelijk aangifte gedaan voor een terug te geven bedrag van € 3.295, maar had later, binnen de termijn voor het doen van aangifte, een verbeterde aangifte ingediend waarin zij melding maakte van het verschuldigde bedrag van € 15.821. Dit bedrag was op 30 maart 2007 door de Ontvanger ontvangen en op 13 april 2007 teruggestort naar de rekening van de belanghebbende.
De Inspecteur handhaafde de naheffingsaanslag na bezwaar, waarna de Rechtbank te Haarlem het beroep ongegrond verklaarde. In hoger beroep heeft het Gerechtshof te Amsterdam de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de belanghebbende de omzetbelasting over het jaar 2006 had betaald door de bijschrijving op de rekening van de Ontvanger. Hierdoor was er geen grond voor de naheffingsaanslag van € 15.821. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1207,50.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt dat de terugbetaling door de Ontvanger geen rechtvaardiging biedt voor de naheffingsaanslag, en dat de belanghebbende in de gegeven omstandigheden de verschuldigde belasting had voldaan. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met betrekking tot de voorwaarden waaronder naheffingsaanslagen kunnen worden opgelegd.