ECLI:NL:HR:2010:BN7103
Hoge Raad
- Cassatie
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen ontnemingsbeslissing en redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een ontnemingsbeslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de betrokkene, geboren in 1967, wederrechtelijk verkregen voordeel moest afstaan. Het beroep is ingesteld door de betrokkene zelf, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.M. Krans. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag. De Hoge Raad heeft op 23 november 2010 uitspraak gedaan en het beroep verworpen. De kern van de zaak betreft de vraag of de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. De betrokkene bevond zich ten tijde van het cassatieberoep niet in voorlopige hechtenis, waardoor een inzendingstermijn van acht maanden geldt. De Hoge Raad oordeelt dat deze termijn niet is overschreden, waardoor het middel faalt. Het arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.