ECLI:NL:HR:2010:BN7103

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01538 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen ontnemingsbeslissing en redelijke termijn

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een ontnemingsbeslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de betrokkene, geboren in 1967, wederrechtelijk verkregen voordeel moest afstaan. Het beroep is ingesteld door de betrokkene zelf, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.M. Krans. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag. De Hoge Raad heeft op 23 november 2010 uitspraak gedaan en het beroep verworpen. De kern van de zaak betreft de vraag of de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. De betrokkene bevond zich ten tijde van het cassatieberoep niet in voorlopige hechtenis, waardoor een inzendingstermijn van acht maanden geldt. De Hoge Raad oordeelt dat deze termijn niet is overschreden, waardoor het middel faalt. Het arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

23 november 2010
Strafkamer
nr. 09/01538 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 januari 2009, nummer 22/005778-08, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. S.M. Krans, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken niet binnen zes maanden na het instellen van het cassatieberoep zijn ingezonden.
2.2. De betrokkene bevond zich ten tijde van het instellen van het cassatieberoep tegen de onderhavige ontnemingsbeslissing niet in voorlopige hechtenis.
Daarom geldt hier een inzendingstermijn van acht maanden (vgl. HR 17 juni 2008, LJN BD2578, NJ 2008/358, rov. 3.3).
Die termijn is niet overschreden zodat het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 november 2010.