ECLI:NL:HR:2010:BN7093
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen in een WOTS-procedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Amsterdam. De zaak betreft een verzoek van de Republiek Malta tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing tegen een veroordeelde, die op dat moment gedetineerd was in Nederland. De veroordeelde heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door de advocaten M.J. van Weerden en A.J.M. van Roy. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat artikel 31, eerste lid, van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) van toepassing is. Dit artikel stelt dat de rechtbank, indien zij de tenuitvoerlegging toelaatbaar acht, verlof verleent tot tenuitvoerlegging van de buitenlandse rechterlijke beslissing. De rechtbank dient daarbij de straf of maatregel op te leggen die op het overeenkomstige feit naar Nederlands recht is gesteld, met inachtneming van de bijzondere redenen die de straf hebben bepaald.
De veroordeelde heeft in zijn cassatiemiddelen aangevoerd dat de rechtbank niet voldoende heeft gemotiveerd waarom zij is afgeweken van het standpunt van de verdediging, dat de zware detentieomstandigheden in het buitenland meegewogen moesten worden bij de omzetting van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is in deze procedure, zoals ook blijkt uit artikel 31, eerste lid, WOTS. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de middelen van de veroordeelde niet tot cassatie kunnen leiden en heeft het beroep verworpen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz.