ECLI:NL:HR:2010:BN7071

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02241
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige kinderen en de geldigheidsduur van de machtiging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige kinderen. De vader, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 3 maart 2010 was gegeven. De zaak had betrekking op de geldigheidsduur van de machtiging tot uithuisplaatsing, zoals geregeld in artikel 1:261 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kinderrechter en het hof, waarbij de vader niet in het gelijk was gesteld. De vader had geen verweerschrift ingediend, en de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatieprocedure naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. Dit oordeel werd gegeven zonder nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de vader, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

29 oktober 2010
Eerste Kamer
10/02241
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M-J.E. de Boorder-Gilsing,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG HAAGLANDEN,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en Bureau Jeugdzorg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak met de nummers 344855/09-2192, 347152/09-2478 en 347196/09-2487 van de kinderrechter te 's-Gravenhage van 22 september 2009,
b. de beschikking in de zaak 200.052.973 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 maart 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bureau Jeugdzorg heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 oktober 2010.