ECLI:NL:HR:2010:BN7068
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijswaardering en hoofdverblijf in recreatiewoning
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen [eiser] en de Gemeente Harderwijk. De zaak betreft de wijze van bewijswaardering door de feitenrechter in het kader van een bestuurlijke dwangsombeschikking en de vraag of de bewoner van een recreatiewoning gedurende bepaalde periodes zijn hoofdverblijf heeft gehad in deze woning. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Zutphen en arresten van het gerechtshof te Arnhem.
De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] in het principale cassatieberoep verworpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekte ook tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor kwam het voorwaardelijk incidentele beroep van de Gemeente niet aan de orde.
De Hoge Raad heeft [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, en de uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van procesrecht en bewijswaardering.