ECLI:NL:HR:2010:BN6965

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01449 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafoplegging in economische zaak met betrekking tot varkensrechten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, die betrokken was bij een economische zaak met betrekking tot varkensrechten, had beroep ingesteld tegen de opgelegde geldboete van € 75.000,-, waarvan € 25.000,- voorwaardelijk. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, maar het Hof had de verdachte veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke geldboete van € 75.000,-. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt dat de beslissing over de oplegging van een straf nader moet worden gemotiveerd indien de rechter afwijkt van de door het openbaar ministerie gevorderde straf. In dit geval was de opgelegde straf echter niet zodanig afwijkend dat een nadere motivering noodzakelijk was. De Hoge Raad concludeert dat de strafoplegging niet onbegrijpelijk is en verwerpt het beroep van de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van strafopleggingen in economische delicten en de rol van het openbaar ministerie in dit proces.

Uitspraak

7 december 2010
Strafkamer
nr. 09/01449 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 2 december 2008, nummer 20/003544-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de strafoplegging betreft en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde opnieuw over de straftoemeting te beslissen.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof "ongemotiveerd een hogere straf dan geëist heeft opgelegd".
3.2.1. De Rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 75.000,-, waarvan € 25.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft gevorderd dat dit vonnis zal worden bevestigd. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke geldboete van € 75.000,-.
3.2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof houdt voor zover hier van belang, het volgende in:
"De advocaat-generaal rekwireert daarop als volgt.
(...)
Ik kom tot dezelfde bewezen verklaring als de rechtbank.
Het verweer richt zich tegen de hoogte van de opgelegde geldboetes. Het is een gegeven dat er veel geld omgaat in de landbouw.
Verdachte heeft zo'n 1 1/2 miljoen euro betaald aan varkensrechten, waarvan 1/2 miljoen euro voor de rechten in Baarlo. Dit wijst er op dat het niet slecht gaat met de onderneming en dat [verdachte] risico's durft te nemen.
Voor wat betreft de hoogte van de boete dient rekening te worden gehouden met het gegeven dat het zeer lucratief is om zonder rechten varkens te houden.
Het kan dan wel zo zijn dat er vervolgens investeringen plaatsvinden, maar verdachte heeft eerst goed fout gezeten.
De rechtbank is al fors onder de eis van de officier van justitie gegaan.
Men kan er in het kader van de bedrijfsvoering niet op gokken dat alles wel goed zal komen. Dit dient te worden afgestraft. Het gaat hier om een economisch delict.
Ik vorder dat het beroepen vonnis van de rechtbank zal worden bevestigd, inclusief de opgelegde straf.
Door een deel van de geldboete voorwaardelijk op te leggen, wordt aan verdachte duidelijk gemaakt dat hij in de toekomst voorzichtiger om moet gaan met varkensrechten".
3.2.3. Het Hof heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
"Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de bepaling van de hoogte van de geldboete ten bezware van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat het bedrijf van verdachte, door een groter aantal varkens, onderscheidenlijk fokzeugen, te houden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, financieel voordeel heeft genoten ten opzichte van varkenshouders die zich wel aan de geldende wet- en regelgeving hebben gehouden. Voorts heeft verdachte door te handelen in strijd met het bepaalde in de Wet herstructurering varkenshouderij economisch voordeel behaald omdat hij daardoor gedurende twee jaren een investering in varkensrechten heeft kunnen uitstellen.
Gelet op het vorenstaande en op de belangen van de handhaving van de meststoffenwetgeving acht het hof het opleggen van een geldboete van na te melden bedrag geboden."
3.3. Op grond van het tweede lid van art. 359 Sv moet de beslissing over - onder meer - de oplegging van een straf en/of maatregel nader worden gemotiveerd, indien de rechter daarbij afwijkt van door of namens de verdachte dan wel door het openbaar ministerie 'uitdrukkelijk onderbouwde standpunten'. Indien het gaat om een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van het openbaar ministerie, kan de verdachte in cassatie in de regel niet met vrucht klagen over de nadere motivering van de afwijking van dat standpunt van het openbaar ministerie dan wel over het ontbreken van die nadere motivering. De verdachte mist immers in het algemeen een rechtens te respecteren belang bij zo een klacht. Dit neemt niet weg dat zich het geval kan voordoen dat de door de rechter opgelegde straf in die mate afwijkt van de door het openbaar ministerie gevorderde straf dat de strafoplegging zonder opgave van de redenen die tot die afwijking hebben geleid, onbegrijpelijk zou zijn (vgl. HR 3 oktober 2006, LJN AX5479, NJ 2006/549).
3.4. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de door het Hof opgelegde straf niet zodanig afwijkt van de door de Advocaat-Generaal gevorderde straf dat de strafoplegging zonder nadere motivering onbegrijpelijk is, faalt het middel.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 7 december 2010.