ECLI:NL:HR:2010:BN6787
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Rijden onder invloed van drugs met bewezenverklaring van rijvaardigheidsvermindering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1974 en woonachtig in Enschede, was op 13 september 2007 aangehouden op verdenking van rijden onder invloed van drugs. De politie had geconstateerd dat de verdachte zich verdacht gedroeg en niet in staat leek om zijn voertuig op een veilige manier te besturen. Uit bloedonderzoek bleek dat de verdachte morfine, codeïne en cocaïne had gebruikt, stoffen waarvan algemeen bekend is dat ze de rijvaardigheid kunnen verminderen.
De Hoge Raad beoordeelde het middel dat door de verdediging was ingediend, waarin werd geklaagd dat de bewezenverklaring onvoldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad oordeelde dat het feit dat de verdachte niet had aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de invloed van deze stoffen op zijn rijvaardigheid, voldoende was om de bewezenverklaring te ondersteunen. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring voldoende gemotiveerd was en verwierp het beroep van de verdachte.
De uitspraak benadrukt het belang van de bekendheid van de effecten van drugs op de rijvaardigheid en bevestigt dat het niet aan de verdachte is om te bewijzen dat hij niet op de hoogte was van deze effecten. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke uitspraak in het strafrecht, met betrekking tot rijden onder invloed en de verantwoordelijkheden van bestuurders.