ECLI:NL:HR:2010:BN6787

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04791
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rijden onder invloed van drugs met bewezenverklaring van rijvaardigheidsvermindering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1974 en woonachtig in Enschede, was op 13 september 2007 aangehouden op verdenking van rijden onder invloed van drugs. De politie had geconstateerd dat de verdachte zich verdacht gedroeg en niet in staat leek om zijn voertuig op een veilige manier te besturen. Uit bloedonderzoek bleek dat de verdachte morfine, codeïne en cocaïne had gebruikt, stoffen waarvan algemeen bekend is dat ze de rijvaardigheid kunnen verminderen.

De Hoge Raad beoordeelde het middel dat door de verdediging was ingediend, waarin werd geklaagd dat de bewezenverklaring onvoldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad oordeelde dat het feit dat de verdachte niet had aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de invloed van deze stoffen op zijn rijvaardigheid, voldoende was om de bewezenverklaring te ondersteunen. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring voldoende gemotiveerd was en verwierp het beroep van de verdachte.

De uitspraak benadrukt het belang van de bekendheid van de effecten van drugs op de rijvaardigheid en bevestigt dat het niet aan de verdachte is om te bewijzen dat hij niet op de hoogte was van deze effecten. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke uitspraak in het strafrecht, met betrekking tot rijden onder invloed en de verantwoordelijkheden van bestuurders.

Uitspraak

2 november 2010
Strafkamer
nr. 08/04791
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 11 november 2008, nummer 21/003410-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.A. Speijdel, advocaat te Enschede, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring voor zover behelzende dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik van de in de bewezenverklaring genoemde stoffen - al dan niet in combinatie met het gebruik van (een) andere stof(fen)- de rijvaardigheid kon verminderen, ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 13 september 2007 in de gemeente Enschede als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van (een) stof(fen), te weten morfine en/of codeïne en/of cocaïne en/of omzettingsproducten van cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van (een) andere stof(fen) - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Ik zag dat verdachte midden in een woonwijk te Enschede West met hoge snelheid een kruising naderde en tot drie keer toe vlak achter elkaar zonder richting aan te geven en zonder fatsoenlijk de tijd te nemen om het kruisende verkeer te bekijken een drietal straten inreed. Hierbij zag ik tevens dat verdachte heen en weer bewoog in de richting van zijn stuur en schuin voorover in zijn auto hing. Op het moment dat ik verdachte aansprak op zijn rijgedrag en het feit dat hij geen gordel droeg wekte verdachte op mij de indruk dat hij onder invloed van drugs verkeerde. Ik zag dat hij zeer afwisselend spierkracht uitoefende op zijn linker- dan wel rechterbeen en erg versuft en afwezig reageerde.
Hierop werd hij aangehouden op verdenking van rijden onder invloed.
Datum: 13 september 2007
Omstreeks: 14.15 uur
Plaats: Haaksbergen
Locatie: Bombazijnstraat, een voor het openbaar verkeer openstaande weg binnen een als zodanig aangeduide bebouwde kom
Naam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats]
Woonplaats: [woonplaats]
Adres: [adres]"
b. een deskundigenrapport van 16 januari 2008, opgemaakt door M. Verschraagen, voor zover inhoudende:
"Onderzoeksmateriaal
1001525279 Buisje bloed van [verdachte]
1002525279 Buisje bloed van [verdachte]
1003 Procesverbaal procesnummer 07-120138
Onderzoek
Een extract van het bloed (1001) werd na een voorbewerking geanalyseerd op de aanwezigheid van stoffen.
De aanwezigheid en concentratie van GHB in een extract van het bloed (1001) werd onderzocht.
Resultaten
Stof Categorie Resultaat
Morfine Opiaten 0,02 mg/l
Codeïne Opiaten Aanw. Lage concentratie
Cocaïne Cocaïne 0,01 mg/l
Benzoylecgonine Cocaïne metaboliet 0,60 mg/l
Methylecgonine Cocaïne metaboliet 0,11 mg/l
Conclusie
In het bloed van [verdachte] zijn de volgende (omzettingsproducten van) drugs en/of geneesmiddelen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden aangetoond:
Morfine, mogelijk codeïne, cocaïne en onwerkzame omzettingsproducten van cocaïne.
Op grond van de morfineconcentratie in bloed kan worden geconcludeerd dat ten tijde van de bloedafname de rijvaardigheid negatief beïnvloed kan zijn geweest."
2.3. In aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat het gebruik van morfine, codeïne en cocaïne de rijvaardigheid kan verminderen en de verdachte niet heeft aangevoerd daarvan niet op de hoogte te zijn, is de bewezenverklaring voldoende gemotiveerd.
2.4. Het middel is derhalve tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 2 november 2010.