ECLI:NL:HR:2010:BN6031

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00224
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafmotivering en rekenfout in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1982 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Breda, voor Vrouwen', had beroep in cassatie ingesteld tegen de strafoplegging die door het Hof was opgelegd. De Advocaat-Generaal Vegter had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de strafmotivering van het Hof onduidelijk was en dat er een rekenfout was gemaakt. Het Hof had de gevangenisstraf verhoogd zonder voldoende motivering, wat leidde tot de conclusie dat de strafoplegging niet begrijpelijk was. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbeoordeling van de straf. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest benadrukt het belang van een duidelijke en begrijpelijke strafmotivering door de rechter.

Uitspraak

7 september 2010
Strafkamer
nr. 09/00224
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 29 december 2008, nummer 20/002191-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Breda, voor Vrouwen" te Breda.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Breda, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vaststelling van de straf door de Hoge Raad met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de strafmotivering onbegrijpelijk is.
2.2. Het Hof heeft ter motivering van de strafoplegging het volgende overwogen:
"De eerste rechter heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden wordt opgelegd.
De verdediging heeft primair bepleit dat met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een werkstraf dient te worden volstaan. Subsidiair heeft de verdediging bepleit indien het hof toch tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf komt, deze te beperken tot drie maanden, omdat verdachte in dat geval wellicht in aanmerking komt voor elektronische detentie waardoor ze haar werk kan behouden en ze voor haar drie nog jonge kinderen kan zorgen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf onder meer aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting ter zake van vermogensdelicten, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden.
Het hof waardeert flessentrekkerij als een ernstiger vermogensdelict, met name vanwege het stelselmatig karakter en daarmee samenhangend de hoge waarden, waar ook in onderhavige zaak sprake van is.
Tegen die achtergrond en in het licht van het gegeven dat verdachte zich als een betalende klant heeft voorgedaan, waarmee zij het vertrouwen van iedere afzonderlijke verkoper heeft geschonden en hen schade heeft toegebracht, waardeert het hof flessentrekkerij in beginsel op drie weken gevangenisstraf per individuele aankoop. Gelet op de omstandigheid dat verdachte
blijkens het uittreksel justitiële documentatie ter zake van vermogensdelicten (waaronder flessentrekkerij) meermalen is veroordeeld, hetgeen haar van het opnieuw plegen van dergelijke feiten kennelijk niet heeft kunnen weerhouden, waardeert het hof flessentrekkerij in dit individuele geval op vier weken gevangenisstraf per aankoop.
Bovenstaande brengt weer met zich dat voor beide bewezen verklaarde feiten passend is een gevangenisstraf voor de duur van {(6 onderdelen flessentrekkerij x 4) =28 weken} + 1 week = 29 weken.
Het hof zal deze straf ten voordele van verdachte en rekening houdend met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht afronden op 7 maanden.
In de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken ter terechtzitting in hoger beroep, ziet het hof aanleiding om van voornoemde gevangenisstraf één maand voorwaardelijk op te leggen. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Alles overziende brengt één en ander het hof tot het eindoordeel dat niet kan worden volstaan met de straf zoals die door de eerste rechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd alsmede met hetgeen door de verdediging is bepleit.
Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan één maand voorwaardelijk passend en geboden."
2.3. Naar in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 is uiteengezet behelst de strafmotivering van het Hof een rekenfout en is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet duidelijk waarom het Hof de door hem beoogde gevangenisstraf nog met een week heeft verhoogd. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 september 2010.