ECLI:NL:HR:2010:BN5617

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00819
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en de verhouding tussen algemene voorwaarden en taxatieclausule op polisblad

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een geschil over de dekking van een brandverzekering. Eiser 1, eiseres 2 en TANKSHOP BOXMEER B.V. hebben cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het gerechtshof te Arnhem. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder een vonnis van de rechtbank Arnhem en een arrest van het gerechtshof. De kern van het geschil betreft de vraag of de eisers recht hebben op herbouwwaarde of op verkoopwaarde van hun bedrijfspand, en hoe de bepalingen in de algemene voorwaarden zich verhouden tot de taxatieclausule op het polisblad. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op een totaal van € 8.445,34.

Uitspraak

15 oktober 2010
Eerste Kamer
09/00819
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiseres 2],
3. TANKSHOP BOXMEER B.V.,
beide gevestigd te Boxmeer,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
SCHADEVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ BOVEMIJ N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. R.S. Meijer en mr. N.T. Dempsey.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en Bovemij.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met rolnummer 1998/904 van de rechtbank Arnhem van 11 mei 2000;
b. het arrest in de zaak met rolnummer 2000/641 van het gerechtshof te Arnhem van 28 mei 2002;
c. de vonnissen in de zaak 35968/HA ZA 98-904 van de rechtbank Arnhem van 12 november 2003, 16 november 2005 en 15 maart 2006;
d. het arrest in de zaak met de zaaknummers 104.002.634 en 104.002.644 van het gerechtshof te Arnhem van 23 september 2008.
Het arrest van het hof van 23 september 2008 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bovemij heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Bovemij mede door mr. N.T. Dempsey, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft op 10 september 2010 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Bovemij begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 oktober 2010.