2.2. De bestreden beschikking houdt onder meer het volgende in:
"Uit het ontnemingsdossier blijkt dat er onder een ander dan de verdachte [A], te weten klaagster voornoemd, conservatoir beslag is gelegd op de in beslag genomen goederen.
Bij het onderzoek in raadkamer is gebleken dat verdachte [A] bij vonnis d.d. 4 maart 2008 door de meervoudige kamer is veroordeeld wegens:
- Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die reeds in voorarrest is doorgebracht.
Tegen verdachte [A] is een ontnemingsvordering aangekondigd welke zaak reeds door de rechtbank is behandeld ter terechtzitting van 1 september 2008.
Op 6 oktober 2008 is door de rechtbank een interlocutoir vonnis gewezen waarin de rechtbank het noodzakelijk acht dat er een nadere vermogensvergelijking plaatsvindt.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt een specifieke berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat veroordeelde heeft genoten door hetgeen waarvoor hij is veroordeeld.
In verband daarmee is het onderzoek heropend en zal dat onderzoek worden hervat op een nader te bepalen tijdstip.
Ter zitting heeft mr. Groen namens klaagster zijn standpunt weergegeven, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2008 is door de rechtbank een interlocutoir vonnis gewezen in de zaak tegen [A]. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt een specifieke berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat [A] heeft genoten [door hetgeen] waarvoor hij is veroordeeld, namelijk het op beroeps- en bedrijfsmatige wijze vervoeren van hennep. Inmiddels is er een nader proces-verbaal opgemaakt door de politie, houdende een specifieke berekening van het voordeel dat [A] zou hebben genoten. De herberekening wederrechtelijk verkregen voordeel is echter gebaseerd op de verkeerde grondslag, te weten de opbrengst uit de verkoop van hennep door [A].
Op 4 maart 2008 is [A] door de rechtbank vrijgesproken van het verkopen van hennep; uitsluitend is bewezen verklaard dat [A] meermalen hennep heeft vervoerd. [A] heeft met het vervoeren van hennep ten hoogste € 1500,- verdiend. Daarop strekken dan nog de kosten in mindering. Aldus is er de facto geen sprake van een criminele winst.
Het is naar mijn mening alleszins aannemelijk dat de rechtbank bij de behandeling van de ontnemingsvordering zal vaststellen dat [A] geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en dat de vordering van het Openbaar Ministerie zal worden afgewezen.
Gelet daarop verzoekt klaagster het beslag op te heffen en de teruggave van voornoemde goederen te bevelen.
De officier van justitie heeft ter zitting gesteld, zakelijk weergegeven:
Ik ben het met de raadsman van verzoekster eens dat de herberekening wederrechtelijk verkregen voordeel niet voldoet aan de opdracht in het interlocutoir vonnis van de rechtbank. Het proces-verbaal is thans terug naar de politie voor een nieuwe herberekening. Deze zal voor de zitting van 6 juli 2009 gereed zijn. Het standpunt van het Openbaar Ministerie is dat het conservatoir beslag niet disproportioneel is en gehandhaafd dient te blijven. De in beslaggenomen goederen dienen niet aan klaagster teruggegeven te worden. Bij de behandeling van de ontnemingsvordering jegens [A] dient de rechtbank nader te beslissen. Het klaagschrift dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de eerdere beschikking van de rechtbank d.d. 27 augustus 2008 waarin het eerdere klaagschrift ongegrond werd verklaard en het interlocutoir vonnis d.d. 6 oktober 2008 waarin een nadere vermogensvergelijking van het wederrechtelijk verkregen voordeel werd bevolen, het een doorkruising van die aangehouden ontnemingszaak zou zijn om thans een beslissing te nemen over de onder klaagster inbeslaggenomen goederen.
Aldus vordert het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag en dient klaagster niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar beklag."