ECLI:NL:HR:2010:BN4307
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht inzake feitelijke leidinggeving aan verboden gedragingen door vennootschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1953 en woonachtig te [woonplaats], was betrokken bij de besloten vennootschap [A] B.V. en werd beschuldigd van het feitelijk leidinggeven aan verboden gedragingen van de vennootschap. De tenlastelegging betrof het opzettelijk niet en niet juist voldoen aan de verplichtingen onder de Coördinatiewet sociale verzekering, met name het niet indienen van jaaropgavekaarten voor de werknemers van de vennootschap over de jaren 2000 en 2001. De Advocaat-Generaal Vegter concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het onder 2 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van feit 2, dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, niet voldoende kon worden onderbouwd met de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar verwerpt het beroep voor het overige. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden om in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de feitelijk leidinggevende binnen een vennootschap en de noodzaak van zorgvuldige administratieve afhandeling van verplichtingen.