ECLI:NL:HR:2010:BN4231
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over Salduz-klacht in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 29 oktober 2008 was gewezen. Het arrest van het Gerechtshof had betrekking op een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1976, die woonachtig was in Nederland. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B.P. de Boer uit Amsterdam. In de schriftelijke middelen van cassatie die door de advocaat waren ingediend, werden verschillende argumenten naar voren gebracht, waaronder een beroep op de Salduz-klacht, die betrekking heeft op het recht op bijstand van een advocaat tijdens het verhoor. De Advocaat-Generaal, de heer Vegter, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening was dat de middelen niet voldoende waren om de uitspraak van het Gerechtshof te herzien. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot rechtsvragen die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.