ECLI:NL:HR:2010:BN4151
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak inzake vergunningen voor kansspelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1946 en wonende te Utrecht, was beschuldigd van het organiseren van illegale kansspelen zonder de vereiste vergunningen op grond van de Wet op de Kansspelen. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een beroep in cassatie dat was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G. Spong. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen ten aanzien van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het feit dat de verdachte geen vergunning had, niet voldoende was onderbouwd met de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad stelde vast dat uit de bewijsmiddelen niet zonder meer kon worden afgeleid dat aan de verdachte telkens geen vergunning was verleend. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet voldeed aan de eisen van de wet, omdat deze niet met voldoende redenen was omkleed.
Daarom vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de vraag of aan de verdachte de benodigde vergunningen zijn verleend.