ECLI:NL:HR:2010:BN2345
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen bijstandsfraude en beoordeling van het middel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 13 september 2000 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1958. De verdachte heeft beroep ingesteld tegen het arrest, waarbij mr. E.M. Richel, advocaat te Capelle aan den IJssel, een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 14 september 2010 uitspraak gedaan. In de beoordeling van het middel is vastgesteld dat het middel niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 RO, er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.