ECLI:NL:HR:2010:BN2294
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Eendaadse samenloop van poging tot verkrachting en bedreiging met verkrachting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor poging tot verkrachting en bedreiging met verkrachting. De feiten dateren van 9 augustus 2006, toen de verdachte in Rijswijk een vrouw benaderde en haar met ontbloot bovenlichaam vastpakte, haar probeerde te duwen en dreigende woorden uitsprak. De Hoge Raad oordeelt dat de gedragingen van de verdachte zowel kunnen leiden tot een bewezenverklaring van poging tot verkrachting als van bedreiging met verkrachting, afhankelijk van het opzet van de verdachte. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, omdat de redelijke termijn van art. 6 EVRM is overschreden. De gevangenisstraf wordt verminderd van negen maanden naar acht maanden en drie weken, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De overige middelen van cassatie worden verworpen, en de Hoge Raad bevestigt de bewezenverklaring van de feiten zoals vastgesteld door het Hof.