2.3.2. Het bestreden arrest houdt voorts in:
"De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Namens verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van het subsidiair ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken. Daartoe is door de raadsman aangevoerd dat de belastende verklaring van het slachtoffer [slachtoffer], zoals afgelegd ter gelegenheid van het studioverhoor, onvoldoende wettig bewijs vormt om op basis daarvan tot een veroordeling van het subsidiair ten laste gelegde feit te komen. Voor zover al sprake zou zijn van voldoende wettige bewijsmiddelen, bevat de verklaring van het slachtoffer dermate veel inconsistenties en tegenstrijdigheden, dat op grond van die verklaring niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het strafdossier blijkt dat [betrokkene 1], als vader en wettelijk vertegenwoordiger, namens het slachtoffer [slachtoffer] op 27 december 2007 bij de politie ter zake van het ten laste gelegde aangifte heeft gedaan. Bij die gelegenheid heeft hij onder meer verklaard:
- dat [slachtoffer] op 27 december 2007 samen met haar broer [betrokkene 2] naar het centrum van Waalwijk was gegaan, omdat [betrokkene 2] zijn fietssleutel was verloren en in een put had laten vallen;
- dat de sleutel (in de put) op de hoek van de Bernhardstraat en de Stationsstraat te Waalwijk lag;
- dat [slachtoffer] aan haar vader had verteld dat [betrokkene 2] op zijn knieën zat om met zijn hand de sleutel uit de put te halen en dat zij, [slachtoffer], naast [betrokkene 2] stond te kijken;
- dat achter [betrokkene 2] een oudere man van ongeveer 50 jaar oud kwam staan;
- dat deze man op een gegeven moment naar [slachtoffer] toe liep en zij zag dat deze man zijn piemel liet zien.
Naar aanleiding van bovenstaande aangifte is met het slachtoffer [slachtoffer] op 9 januari 2007 een studioverhoor afgenomen. Bij die gelegenheid heeft het slachtoffer - voorzover te dezen van belang en zakelijk weergegeven - onder meer verklaard:
- dat haar broer zijn fietssleutel in de put had laten vallen en zij, [slachtoffer], samen met een vriendinnetje meemochten;
- dat haar broer met zijn hand in de put zat, [slachtoffer] en haar vriendin er bij stonden en er een man kwam aanlopen;
- dat die man in de directe nabijheid van [slachtoffer] zijn piemel aan haar liet zien.
Het hof heeft geconstateerd dat het studioverhoor met [slachtoffer] door daartoe gecertificeerde zedenrechercheurs en met inachtneming van de nodige zorgvuldigheid heeft plaatsgehad. Voorts constateert het hof dat de inhoud van [slachtoffer]'s verklaring tijdens het studioverhoor in de kern gelijkluidend is aan hetgeen - blijkens de weergegeven aangifte van de vader van [slachtoffer] - [slachtoffer] eigener beweging aan haar vader heeft toevertrouwd. Voorts heeft het slachtoffer [slachtoffer] op 28 december 2006 een verklaring afgelegd, inhoudende dat zij op 28 december 2008, een dag na het bewuste voorval, de man die de dag ervoor zijn geslachtsdeel aan haar had getoond, had herkend. Zij herkende de man onder meer aan zijn wit/grijze snor, zijn grijze haar en zijn rimpels in zijn gezicht. In haar verklaring heeft zij verklaard dat na de herkenning haar moeder en een kennis de man hebben vastgepakt, waarna de politie de man heeft meegenomen (proces-verbaal van verhoor d.d. 28 december 2006, dossierpagina 31). Uit het proces-verbaal van aanhouding (dossierpagina 13) blijkt dat op 28 december 2006 is aangehouden de verdachte [verdachte], geboren [geboortedatum] 1946 te [geboorteplaats].
Voorts bezigt het hof tot het bewijs de verklaring van verdachte, voor zover deze inhoudt:
"Ik was op 27 december 2006 in het centrum van Waalwijk, op de Bernhardstraat. Ik zag drie kinderen, een jongen en twee meisjes, bij een put staan. Ik ben naar die kinderen toegelopen en ik ben bij de put blijven staan. Ik heb geholpen met het zoeken naar het fietssleuteltje. Ik heb ook op mijn knieën gezeten. Ik heb bij de put gestaan, in de directe nabijheid van het meisje dat mij heeft beschuldigd."
Op grond van het voorgaande is het hof tot het oordeel gekomen dat aan de betrouwbaarheid van [slachtoffer]'s verklaringen niet behoeft te worden getwijfeld. Het hof bezigt die verklaring dan ook tot bewijs, alsmede de verklaring van de verdachte zelf, die deze verklaring doet ondersteunen.
Het hof acht op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang gezien, bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan."