ECLI:NL:HR:2010:BN1702
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen ongewenstverklaring van vreemdeling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte, geboren in 1984, ongewenst is verklaard op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000. De verdachte heeft op 7 januari 2008 in Apeldoorn verbleven, terwijl hij wist dat hij als ongewenst vreemdeling was aangemerkt. De beschikking tot ongewenstverklaring was op 12 juli 2007 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst afgegeven en op 26 juli 2007 aan de verdachte uitgereikt. De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat er op het moment van de aanhouding nog geen onherroepelijke beslissing was genomen op het bezwaarschrift tegen deze beschikking. Echter, het Hof heeft overwogen dat het indienen van een bezwaarschrift geen schorsende werking heeft, waardoor de beschikking onmiddellijke werking heeft.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de stelling van de raadsman geen steun vindt in het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarbij het middel dat klaagde over de motivering van de bewezenverklaring als onjuist werd bestempeld. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 28 september 2010, waarbij de vice-president en twee raadsheren de beslissing hebben genomen. De conclusie van de Advocaat-Generaal Vellinga was om het beroep te verwerpen, wat uiteindelijk ook is gebeurd. Dit arrest bevestigt de rechtsgeldigheid van de beschikking tot ongewenstverklaring en de onmiddellijke werking daarvan, ondanks het ingediende bezwaarschrift.