ECLI:NL:HR:2010:BN1700
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over opzettelijke ontploffing met gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing in een appartementencomplex in Venlo op 27 december 2005, waarbij gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De verdachte had een vuurwerkbom tot ontploffing gebracht in de algemene toegangshal van het complex, wat leidde tot schade aan de toegangsdeur en ruiten van het gebouw. De advocaat van de verdachte had betoogd dat er geen bewijs was dat er op het moment van de ontploffing personen in de nabijheid waren, en dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel daarom niet voorzienbaar was.
De Hoge Raad oordeelde dat voor de bewezenverklaring van het misdrijf, zoals omschreven in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, vereist is dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de ontploffing voorzienbaar was. De Hoge Raad concludeerde dat de gebezigde bewijsmiddelen niet voldoende aantoonden dat er daadwerkelijk personen in de directe omgeving van de ontploffing aanwezig waren. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de voorzienbaarheid van gevaar in strafzaken die betrekking hebben op opzettelijke ontploffingen. De Hoge Raad bevestigde dat het opzet van de verdachte gericht moet zijn op het teweegbrengen van de ontploffing, maar dat het gevaar voor anderen niet noodzakelijkerwijs onderdeel moet zijn van dat opzet. De uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van bewijs in soortgelijke strafzaken.