ECLI:NL:HR:2010:BN1417

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00742
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling; beoordeling van de goede trouw van de schuldenaar

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2010 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, zoals geregeld in de Faillissementswet. De centrale vraag was of de schuldenaar, aangeduid als verzoeker, te goeder trouw was in de zin van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof te Amsterdam, waar het vonnis en het arrest respectievelijk zijn gewezen op 12 oktober 2009 en 12 februari 2010. De advocaat van de verzoeker, mr. P. Garretsen, heeft het cassatierekest ingediend tegen het arrest van het hof, dat aan de Hoge Raad is gehecht.

De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet leiden tot cassatie en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de beslissing is genomen door de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels en C.E. Drion.

Uitspraak

1 oktober 2010
Eerste Kamer
10/00742
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 437344/FT-RK 09.1586 van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2009,
b. het arrest in de zaak 200.046.054/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 12 februari 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 oktober 2010.