ECLI:NL:HR:2010:BN1023
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Herziening van een strafzaak met betrekking tot niet-strafbaarheid door ziekelijke stoornis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2010 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, die in 1967 geboren is en momenteel verblijft in de W.P.J. Pompe kliniek te Nijmegen, was eerder ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De aanvrager had in 1997 een veroordeling gekregen voor poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, maar het Hof oordeelde dat de bewezenverklaarde feiten niet aan hem konden worden toegerekend. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op nieuwe deskundigenrapporten die stelden dat de aanvrager niet lijdende was aan een waanstoornis of andere stoornis die zijn realiteitsbesef vervormde. De aanvrager betoogde dat, indien deze informatie eerder bekend was geweest, de rechter geen terbeschikkingstelling met dwangverpleging zou hebben opgelegd.
De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet-ontvankelijk was. De Hoge Raad verduidelijkte dat onder een 'minder zware strafbepaling' in de zin van artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering, moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt, en niet de oplegging van een andere (minder zware) sanctie. De Hoge Raad concludeerde dat de argumenten van de aanvrager niet konden leiden tot een andere beslissing dan die van het Hof, en dat de aanvrage tot herziening niet kon worden ingewilligd.