ECLI:NL:HR:2010:BN1022
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest inzake overtreding van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 8 juli 1996 was gewezen. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jansma, had een herziening aangevraagd van een veroordeling tot een geldboete van f 10.000,- voor overtredingen van de Meststoffenwet. De aanvrager stelde dat hij recht had op een referentiehoeveelheid van 16.800 kg fosfaat op basis van de Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderijen. Het Hof had echter geoordeeld dat de aanvrager niet voldeed aan de voorwaarden van deze wet, omdat hij geen investeringsverplichting had aangegaan vóór de relevante datum van 3 november 1984.
De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage tot herziening kennelijk ongegrond was. De Hoge Raad benadrukte dat, na de inwerkingtreding van de Meststoffenwet op 1 januari 1987, er geen aanspraken meer konden worden ontleend aan de Interimwet. Dit betekent dat de aanvrager niet kon profiteren van uitbreidingen die onder de Interimwet waren toegestaan, maar niet waren verwezenlijkt onder de nieuwe wetgeving. De Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere uitspraak van het Hof en wees de herzieningsaanvraag af.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de overgangsregels tussen de Interimwet en de Meststoffenwet, en onderstreept de noodzaak voor mestproducenten om zich aan de geldende wetgeving te houden bij uitbreidingen van hun bedrijven. De beslissing heeft implicaties voor andere gevallen waarin herziening wordt gevraagd op basis van niet-ontdekte feiten die van invloed kunnen zijn op de uitkomst van een strafzaak.