2.4. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotitie die onder meer het volgende inhoudt:
"Voorop gesteld dient te worden dat cliënt met name door de verklaringen van [betrokkene 1] is veroordeeld. In eerste aanleg is door de verdediging bepleit dat juist de verklaringen van [betrokkene 1] uiterst onbetrouwbaar zijn te noemen. Cliënt is dan ook van mening dat de rechtbank meerdere malen onterecht heeft geconcludeerd dat de verklaringen van [betrokkene 1] betrouwbaar zijn omdat deze verklaringen niet alleen gedetailleerde informatie omvatten maar tevens dat zij geen reden zou hebben om hierover te liegen. De verdediging is van mening dat de verklaringen om de navolgende redenen uiterst onbetrouwbaar zijn te noemen en daarom niet dienen te worden meegenomen bij de bewijsvoering. [Betrokkene 1] is de
ex-vriendin van cliënt en zij hebben samen een relatie achter de rug welke gekenmerkt werd door veel ruzie en jaloezie, waarvan vaststaat dat deze niet enkel is veroorzaakt door cliënt. Sinds de relatie officieel voorbij is, koesteren beiden veel wrok jegens elkaar. Geschetst moet worden dat [betrokkene 1] vanaf jongs af aan al veel problemen heeft. [Betrokkene 1] is op jonge leeftijd uit huis geplaatst vanwege agressie- en gedragsproblemen. Later is bij haar ook de persoonlijkheidsstoornis borderline gediagnosticeerd, waarbij zij er voor kiest zich er niet voor te laten behandelen. Dat laatste maakt haar in combinatie met haar agressie- en gedragsproblemen en wrok jegens cliënt, niet betrouwbaar. Het vorenstaande is van belang doordat dit haar belastende verklaringen met betrekking tot cliënt kleurt. Kenmerkend voor een borderline stoornis is dat iemands gevoelens en stemmingen van moment op moment extreem kunnen veranderen, zo ook tijdens het afnemen van verklaringen door de politie. Dit leidt tot onvoorspelbaar gedrag, onvoorspelbare beslissingen en dus ook onvoorspelbare verklaringen die niet op waarheid hoeven te berusten. Het kan zeker niet worden uitgesloten dat [betrokkene 1] ten tijde van haar verklaringen heel boos op cliënt was, ten gevolge waarvan zij al dan niet impulsief onjuiste verklaringen heeft afgelegd. Het is dus goed mogelijk dat de boosheid in combinatie met de persoonlijkheidsstoornis van [betrokkene 1] maakte dat er een belastende verklaring volgde, en niet het feit dat cliënt daadwerkelijk het aan hem ten laste gelegde zou hebben begaan. Tevens is het van belang om in acht te nemen dat [betrokkene 1] in een aantal aan cliënt ten laste gelegde feiten een belangrijke medeverdachte is. [Betrokkene 1] heeft er dus veel belang bij dat cliënt voor deze feiten opdraait en zichzelf in de slachtoffer rol te positioneren. Een deel van haar tactiek is dan ook o.a. om cliënt zo zwart mogelijk af te schilderen. Hierdoor kan zij haar strafmaat beïnvloeden in haar eigen voordeel en ten nadele van cliënt. Onterecht heeft de rechtbank dan ook geconcludeerd dat zij geen belang heeft te liegen. Ook niet onopgemerkt dient te blijven dat [betrokkene 1] meerdere tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd welke staan opgenomen in het dossier. Ook hier heeft de rechtbank zich niet over uitgelaten. Uiteraard zal ik de tegenstrijdige verklaringen van [betrokkene 1] per feit bespreken. Cliënt beseft dat [betrokkene 1] veel gedetailleerde informatie in haar verklaringen aanhaalt. Hij acht het niet onaannemelijk dat [betrokkene 1] de werkelijke daders dan ook kent. Dit betekent in ieder geval niet dat hij de werkelijke dader is, ook al noemt ze hem. Nu de relatie tussen [betrokkene 1] en cliënt voldoende voor u is geschetst, zal ik de feiten met u bespreken. (...)
Feit 2
(...) De rechtbank en de officier van justitie hebben bij de beoordeling van het bewijs veel belang aan de verklaring van [betrokkene 1] gehecht. Zoals ik namens cliënt aan u heb kenbaar gemaakt, zijn verklaringen van [betrokkene 1] per definitie niet ongekleurd en zelfs onbetrouwbaar te noemen. Ook hier zijn de verklaringen van [betrokkene 1] inhoudelijk onbetrouwbaar te noemen. [betrokkene 1] verklaart dat cliënt op haar blauwe fiets de overval zou hebben gepleegd. [Betrokkene 2] (getuige), die de dader bijna had gepakt, verklaart echter dat de dader op een groene fiets reed. Gezien het vorenstaande acht cliënt de verklaring van [betrokkene 1] uiterst onbetrouwbaar. Cliënt ontkent dan ook ten stelligste aan haar te hebben medegedeeld het sigarenwinkeltje te hebben overvallen. De conclusie van de officier van justitie dat [betrokkene 1] consequent is in haar verhaal en dat zij zichzelf hierbij niet spaart is een onjuiste. Ook de conclusie van de rechtbank omtrent het feit dat [betrokkene 1] er geen belang bij zou hebben om over de betrokkenheid van cliënt te liegen is niet juist. [Betrokkene 1] is heel boos op cliënt en tracht hem zo zwart mogelijk af te schilderen om dit in haar eigen voordeel in haar strafzaak te gebruiken. (...)
Conclusie: vrijspraak
(...) De verklaringen van aangeefster en getuigen duiden niet op het signalement van cliënt, de verklaring van [betrokkene 1] is uiterst onbetrouwbaar te noemen, dan wel tegenstrijdig en ook het forensisch onderzoek levert naar mening van cliënt niet de benodigde overtuiging op. (...)
Feit 3
(...) Ik heb al eerder aangevoerd dat de verklaringen van [betrokkene 1] onbetrouwbaar zijn. Alleen gezien dit vorenstaande zou de verklaring van [betrokkene 1] niet moeten worden meegenomen in de bewijsvoering. Ook hier valt er weer een opvallende tegenstrijdigheid te noemen in de verklaring van [betrokkene 1] en de aangifte. [Betrokkene 1] verklaart dat cliënt een zwarte auto zou hebben gestolen. Echter, het gaat om een donkerpaarse auto. Gezien [betrokkene 1] verklaart in de auto te hebben gereden en zich dus goed van de kleur van de auto moet hebben vergewist, is dit wel heel opmerkelijk. De verklaring van [betrokkene 1] betreffende dit feit moet niet alleen door haar onbetrouwbaarheid maar ook op grond van onjuistheden worden uitgesloten van het bewijs. (...)
Conclusie: Vrijspraak
(...) Alleen de verklaring van [betrokkene 1] wijst cliënt als de schuldige aan. Gezien de verklaring van [betrokkene 1] niet overeenkomt met de aangifte, het feit dat de verklaringen van [betrokkene 1] onbetrouwbaar zijn te noemen en de ontlastende verklaringen dat cliënt nooit is gesignaleerd met een voertuig, is er onvoldoende overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. (...)
Feit 4
(...) Cliënt ontkent betrokken te zijn geweest bij de diefstal van de pinpas van [slachtoffer 5]. Duidelijk is dat de pinpas van [slachtoffer 5] is ontvreemd. Cliënt stelt zich op het standpunt dat [betrokkene 1] dit geheel zelfstandig en zonder zijn medeweten heeft gedaan. (...) [Betrokkene 1] heeft een bekennende verklaring afgelegd. Zij verklaart het pasje van de oude vrouw te hebben omgewisseld. [Betrokkene 1] heeft zelfs de pincode van de pas onthouden, zoals blijkt uit haar verklaring. De verklaring van [betrokkene 1] staat haaks op de verklaring van cliënt en [slachtoffer 5]. Daarbij wenst cliënt nadrukkelijk nogmaals op te merken dat [betrokkene 1] in deze zaak medeverdachte is en hem mede voor dit feit wil laten opdraaien, zodat de gemaakte schuld kan worden gedeeld. Niet is de verklaring van [betrokkene 1] alleen onbetrouwbaar te noemen maar tevens ook ongeloofwaardig gezien zij verklaart dat cliënt met 'een blik in zijn ogen' haar heeft gedwongen de pinpas om te wisselen (zie getuigenverhoor [betrokkene 1]). De verklaring van [betrokkene 1] dient gezien de onbetrouwbaarheid en ongeloofwaardigheid van het bewijs te worden uitgesloten. (...)
Conclusie: Vrijspraak
Gezien de verklaring van cliënt en de verklaring van [slachtoffer 5] kan niet overtuigend bewezen worden verklaard dat cliënt betrokken was bij de pinpas diefstal. De haakse verklaring van [betrokkene 1] is om voornoemde redenen uiterst onbetrouwbaar, net als de verklaring van [betrokkene 5]. (...)
Feit 5
(...) De verklaring van [betrokkene 1] moet gezien het eerder uiteengezette wederom uiterst onbetrouwbaar worden geacht. Deze enkele onbetrouwbare verklaring zorgt niet voor de overtuiging dat cliënt heeft deelgenomen aan het onttrekken van geld.
Conclusie: Vrijspraak
Zoals door cliënt al eerder is gesteld probeert [betrokkene 1] uit boosheid en jaloezie wraak te nemen op cliënt, door diverse onjuiste en tegenstrijdige verklaringen af te leggen. De verklaringen van [betrokkene 1] zijn hoogst ongeloofwaardig en cliënt was dan ook niet op de hoogte dat de spullen met een gestolen pinpas zijn gekocht. (...)
Feit 6
(...) [Betrokkene 1] verklaart omtrent dit feit dat cliënt en [betrokkene 4] samen dummy's stelen om ze weer te verkopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dummy's niet bedoeld zijn voor de verkoop en cliënt is dan ook van mening dat ook deze verklaring van [betrokkene 1] niet serieus te nemen is. Ik heb al eerder uiteengezet waarom verklaringen van [betrokkene 1] niet betrouwbaar zijn en daarom niet bij de bewijsvoering dienen te worden betrokken."