ECLI:NL:HR:2010:BN0415

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03839
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over het verbod om een ander met een motorrijtuig te laten rijden zonder geldig kenteken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1986 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, was aangeklaagd voor het laten rijden van een motorrijtuig zonder geldig kenteken. De tenlastelegging betrof een incident op 20 juni 2008 te Dordrecht, waar de verdachte als eigenaar van een bromfiets (Piaggio) deze op de weg had laten rijden, terwijl hij wist dat het voertuig niet correct gekentekend was. De verdachte had een kentekenplaat van een andere bromfiets (Puch) op zijn voertuig gemonteerd, wat in strijd was met de Wegenverkeerswet 1994.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de tenlastelegging niet kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank had niet voldoende aangetoond dat de verdachte daadwerkelijk een ander als bestuurder met het motorrijtuig had laten rijden, wat essentieel was voor de veroordeling onder artikel 41 van de Wegenverkeerswet. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging en de tenlastelegging. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsmiddelen bij de toepassing van verkeerswetgeving, vooral in gevallen waar de verantwoordelijkheid van de eigenaar of houder van een voertuig ter discussie staat. De Hoge Raad bevestigde dat het verbod om een ander met een motorrijtuig te laten rijden, alleen kan worden gehandhaafd als er voldoende bewijs is dat de verdachte deze handeling daadwerkelijk heeft verricht.

Uitspraak

28 september 2010
Strafkamer
nr. 09/03839
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 september 2009, nummer 22/001240-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid-West, locatie Dordtse Poorten" te Dordrecht.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging voor die overtreding, en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel keert zich tegen de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
2.2.1. Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 20 juni 2008 te Dordrecht als eigenaar of houder een motorrijtuig, (tweewielige bromfiets), op de weg, de Laan der Verenigde Naties, heeft laten staan of daarmede over die weg heeft laten rijden, terwijl hij wist of redelijkerwijze kon vermoeden dat op dat motorrijtuig (een) teken(s), te weten [AA-00-BB], was/waren aangebracht dat/die, niet zijnde (een) ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kanteken(s), door kon(den) gaan voor (een) zodanige kenteken(s) dan wel met de kennelijke bedoeling dat/die teken(s) te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands(e) kenteken(s) of (een) met toepassing van artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken(s)."
2.2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 20 juni 2008 te Dordrecht als eigenaar een motorrijtuig (bromfiets), op de weg, de Laan der Verenigde Naties, over die weg heeft laten rijden, terwijl hij wist dat op dat motorrijtuig een teken, te weten [AA-00-BB], was aangebracht dat, niet zijnde (een) ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken door kon gaan voor een zodanig kenteken."
2.2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op 20 juni 2008 zagen wij rijden over de rijbaan van de Laan der Verenigde Naties te Dordrecht. Ten einde de bromfiets te onderwerpen aan een controle op grond van bepalingen gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 zijn wij naar de bromfiets gereden. De bestuurder van de bromfiets verklaarde dat hij zich niet kon legitimeren door middel van een geldig legitimatiebewijs. Betrokken bromfiets betrof een Piaggio voorzien van het kenteken [AA-00-BB]. De bromfiets was voorzien van ingeslagen framenummer [001]. Bij controle van het kenteken middels de Rijksdienst van Wegverkeer bleek dat dit kenteken was afgegeven voor een Puch type ZIP en was voorzien van ingeslagen framenummer [002]. Volgens de gegevens van de Rijksdienst voor het wegverkeer bleek dat er voor de bromfiets met framenummer [001] geen kenteken was afgegeven."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb de bromfiets Piaggio Zip met framenummer [001], waarop ik op 20 juni 2008, reed bij een autobedrijf in Den Haag gekocht. Er is voor zover ik weet geen kenteken aangevraagd bij de Rijksdienst voor wegverkeer. Deze bromfiets is dus niet gekentekend. Ik heb de kentekenplaat van een Puch Zip met kenteken [AA-00-BB] afgehaald en op mijn Piaggio Zip gemonteerd. Tevens kan ik u verklaren dat ik niet in het bezit ben van een geldig aan mij afgegeven rijbewijs dan wel certificaat."
c. een brief van de Rijksdienst Wegverkeer van 2 oktober 2008, met als bijlage een uittreksel uit het kentekenregister.
d. een uittreksel uit het Centraal Rijbewijs Register van 29 september 2008.
2.3.1. Art. 41 van de Wegenverkeerswet 1994 luidt - voor zover te dezen van belang - als volgt:
"1. Het is verboden:
(...)
d. een motorrijtuig op de weg te laten staan of daarmee over de weg te rijden dan wel een aanhangwagen op de weg te laten staan of met een motorrijtuig over de weg voort te bewegen, wanneer op dat motorrijtuig of die aanhangwagen een teken is aangebracht dat, niet zijnde een ingevolge artikel 36 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig of die aanhangwagen opgegeven kenteken, door kan gaan voor een zodanig kenteken dan wel voor een overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands kenteken of een met toepassing van artikel 37, derde lid, opgegeven kenteken;
(...).
2. Voor overtreding van het eerste lid, onderdelen b, d en f, zijn aansprakelijk:
a. voor zover het betreft een motorrijtuig, de eigenaar of houder die het motorrijtuig op de weg laat staan of daarmee over de weg laat rijden, alsmede in het geval dat met dat motorrijtuig over de weg wordt gereden, de bestuurder, een en ander echter slechts indien de eigenaar, houder of bestuurder weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat op het motorrijtuig een teken of middel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dan wel een teken als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d of f, is aangebracht, en
(...)."
2.3.2. De tenlastelegging is toegesneden op art. 41, eerste lid aanhef en onder d in verbinding met lid 2, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. Daarom moet de in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende uitdrukking "laten rijden" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in het tweede lid van die bepaling.
2.4. Voor zover het verbod van art. 41, eerste lid aanhef en onder d, Wegenverkeerswet 1994 op grond van art. 41, tweede lid aanhef en onder a, van die wet gericht is tot de eigenaar of houder van een motorrijtuig dat niet is voorzien van een deugdelijk kenteken om daarmee over de weg te laten rijden, kan dat verbod niet anders worden verstaan dan als een verbod om een ander met dat motorrijtuig als bestuurder te laten rijden. Dat brengt voor een geval als het onderhavige, waarin de tenlastelegging op dit verbod is toegesneden, mee dat uit de bewijsmiddelen zal moeten blijken dat de verdachte een ander als bestuurder met het motorrijtuig heeft laten rijden.
2.5. Aangezien de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte als eigenaar een motorrijtuig op de weg "heeft laten rijden" niet kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.6. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt het vorenoverwogene mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging voor dat feit;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 28 september 2010.