ECLI:NL:HR:2010:BN0333
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een vonnis van de Rechtbank te Groningen, gedateerd 29 oktober 2002. De aanvrager, geboren in 1978 en woonachtig te Maastricht, heeft verzocht om herziening van het vonnis dat was gewezen tegen een andere verdachte, aangeduid als [betrokkene 1]. De aanvrager stelde dat er sprake was van een persoonsverwisseling, waardoor hij ten onrechte niet als veroordeelde kon worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrager niet kon worden beschouwd als de veroordeelde wiens vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, zoals bedoeld in artikel 458, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de aanvrager, conform artikel 460 Sv, niet in zijn verzoek worden ontvangen.
De zaak kwam voor de Hoge Raad na een conclusie van de Advocaat-Generaal, die stelde dat de aanvrage ongegrond was. De Hoge Raad bevestigde deze conclusie en verklaarde de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste identificatie van de veroordeelde in het strafrecht en de voorwaarden waaronder herziening van een vonnis kan plaatsvinden. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in gevallen van persoonsverwisseling en de toepassing van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering.