ECLI:NL:HR:2010:BN0017
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam inzake de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was gedagvaard voor het bezit van cocaïne, maar de advocaat van de verdachte stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de strafvervolging. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof. Het Hof had overwogen dat de Advocaat-Generaal gemotiveerd had aangegeven waarom van de richtlijnen voor strafvordering was afgeweken, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze motivering niet voldoende was onderbouwd in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk was, omdat niet duidelijk was wat de motivering van de Advocaat-Generaal precies inhield. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De zaak betreft een strafrechtelijke vervolging voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, waarbij de verdachte in zijn verweer aanvoerde dat de officier van justitie de richtlijnen had geschonden door niet te kiezen voor een transactie. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie onvoldoende had gemotiveerd en dat de zaak opnieuw moest worden beoordeeld.