ECLI:NL:HR:2010:BN0011
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting en de motivering van de strafoplegging
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De Hoge Raad behandelt de klacht dat het Hof in strijd met artikel 345, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uitspraak heeft gedaan later dan op de veertiende dag na de sluiting van het onderzoek. De Hoge Raad oordeelt dat noch artikel 345 Sv, noch enige andere rechtsregel zich ertegen verzet dat na afloop van het onderzoek ter terechtzitting het onderzoek op een nadere terechtzitting gesloten wordt verklaard. Het middel dat uitgaat van een andere opvatting wordt verworpen.
Daarnaast wordt in de zaak de motivering van de opgelegde straf beoordeeld. De Advocaat-Generaal had gevorderd dat de verdachte voor de tenlastegelegde feiten zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met toepassing van een korting vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 21 maanden opgelegd, waarbij het rekening heeft gehouden met de schending van de redelijke termijn. De Hoge Raad oordeelt dat de strafmotivering voldoet aan de eisen van artikel 359, zesde lid, Sv, en dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof.