ECLI:NL:HR:2010:BM9922
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bewezenverklaring van rijden zonder rijbewijs
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 16 november 2007 een verstekarrest had gewezen. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het rijden zonder rijbewijs op 19 mei 2006 in Utrecht. De advocaat van de verdachte, mr. H.J. Veen, had een middel van cassatie ingediend, waarin werd betoogd dat de bewezenverklaring niet voldoende was gemotiveerd. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat uit de bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte daadwerkelijk had gereden zonder rijbewijs. De Hoge Raad stelde vast dat de bewezenverklaring onvoldoende was gemotiveerd, wat leidde tot de conclusie dat het middel doel trof. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht en afgedaan.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van bewezenverklaringen in strafzaken. De Hoge Raad bevestigt dat de rechterlijke macht moet kunnen terugvallen op voldoende bewijs om tot een veroordeling te komen, en dat een gebrek aan bewijs kan leiden tot vernietiging van eerdere uitspraken.