ECLI:NL:HR:2010:BM9757
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor gebrekkige opstallen en de werking van exonoratieclausules in de relatie tussen moeder- en dochtermaatschappij
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een moedermaatschappij voor schade die is ontstaan door een gebrekkige opstal, die door haar dochtermaatschappij wordt geëxploiteerd. De eiseres, eigenares van een opslaghal, heeft deze hal verhuurd aan haar dochtermaatschappij, die deze gebruikt voor de opslag van goederen van derden. Na het instorten van het dak van de opslaghal is de eiseres door Edco, een derde partij, aansprakelijk gesteld voor de schade die Edco heeft geleden. De rechtbank oordeelde dat de eiseres geen beroep kon doen op een exoneratiebeding in de Fenexvoorwaarden, die van toepassing waren op de opslagovereenkomst tussen Edco en de dochtermaatschappij. Het hof bevestigde dit oordeel en verleende toestemming voor cassatie.
In cassatie heeft de Hoge Raad de feiten uit het bestreden arrest overgenomen en zich gebogen over de vraag of de eiseres, als moedermaatschappij, een beroep kon doen op de exoneratieclausule die door haar dochtermaatschappij was bedongen. De Hoge Raad oordeelde dat er geen contractuele relatie bestond tussen de eiseres en Edco, en dat de exoneratieclausule niet automatisch ook ten behoeve van de eiseres gold. De Hoge Raad benadrukte dat de nauwe verwevenheid tussen de moeder- en dochtermaatschappij niet voldoende was om aan te nemen dat de exoneratieclausule ook voor de moedermaatschappij gold. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en bevestigde de kostenveroordeling aan de zijde van Edco.