ECLI:NL:HR:2010:BM9625
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verbintenissenrecht en ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over verbintenissenrecht. De eisers, V.O.F. Poolkaffee De Bonnefooi en twee andere partijen, hadden beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betrof de vraag of er een bepaalde termijn was overeengekomen voor de voldoening van een verbintenis, zoals bedoeld in artikel 6:83 van het Burgerlijk Wetboek, en of er een ingebrekestelling had plaatsgevonden volgens artikel 6:82 BW.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Breda en arresten van het gerechtshof, waaruit blijkt dat de eisers in hun cassatieberoep niet konden aantonen dat de klachten die zij naar voren brachten, konden leiden tot cassatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft dit advies gevolgd en het beroep verworpen, waarbij de eisers in de kosten van het geding in cassatie zijn veroordeeld.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de artikelen 6:83 en 6:82 BW in het kader van verbintenissenrecht en de noodzaak van een ingebrekestelling. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven voor de afwijzing van de klachten, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.